Direct naar content gaan

Samenvatting

X (cv; belanghebbende) heeft een voormalig campingterrein inclusief drie daarop gebouwde recreatiewoningen gekocht. X heeft de ongeveer 5,9 hectare grond van het voormalige campingterrein verdeeld in tien percelen. Het bestemmingsplan maakt de bouw van tien vrijstaande woningen op het voormalige campingterrein mogelijk. Van elk van de tien percelen is gemiddeld ongeveer 75% bestemd als natuurgebied en 25% is bouwvlak.

In het derde kwartaal van 2019 heeft X drie onbebouwde percelen geleverd. X stelt zich op het standpunt dat de percelen grotendeels moeten worden aangemerkt als natuurgebied en dat de levering ervan in zoverre is vrijgesteld van omzetbelasting.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat met de levering van elk van de percelen afzonderlijk sprake is van één prestatie, waarop één omzetbelastingregime van toepassing is (belast óf vrijgesteld).

Is een perceel aan te merken als bouwterrein, dan is de levering ervan belast. Kwalificeert een perceel daarentegen als natuurgebied dan is de levering ervan vrijgesteld. De bewijslast dat sprake is van een vrijstelling, dus van de levering van een niet-bouwterrein, rust op X. Zij slaagt hierin niet. Niet in geschil is dat voor elk van de percelen geldt dat de grond van het perceel onbebouwd is en bedoeld is om te worden bebouwd en dat daarmee sprake is van een bouwterrein. Volgens de Rechtbank staat het wonen voorop, met daarbij een bijbehorend stuk natuurgrond dat het woongenot versterkt. Gelet hierop verklaart de Rechtbank het beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
3e kwartaal 2019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
31 augustus 2021
Rolnummer
20/2256
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:3700
NLF-nummer
NLF 2021/1892
Aflevering
7 oktober 2021
bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina