Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2020 giften gedaan aan buitenlandse instellingen (Zwitserland, Duitsland) die geen anbi zijn. Hij wenst de giften niettemin in aftrek te brengen op zijn inkomen.

Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de Inspecteur de giftenaftrek terecht (in bezwaar) heeft geweigerd. De instellingen hebben geen anbi-status en voldoen daarom niet aan de voorwaarde voor giftenaftrek. De Rechtbank heeft het standpunt van X verworpen dat de anbi-eis bij een grensoverschrijdende gift de vrijheid van kapitaalverkeer belemmert.

X heeft hoger beroep ingesteld, maar Hof Amsterdam verklaart dat ongegrond.

Anders dan aan de orde was in de Duitse wetgeving waarop het arrest Persche (HvJ 27 januari 2009, C-318/07, ECLI:EU:C:2009:33) (mede) betrekking heeft, maakt de Nederlandse wet, de AWR en de Uitv.reg. AWR, voor de aftrekbaarheid van giften aan een anbi niet een onderscheid tussen giften aan een in Nederland en een buiten Nederland gevestigde anbi. Voorwaarde is wel dat die instelling verzoekt om, op de voet van artikel 5b, lid 6, AWR, door de Inspecteur als anbi te worden aangemerkt.

Niet kan worden geoordeeld dat zich ten aanzien van de betreffende instellingen een belemmering van de vrijheid van kapitaalverkeer voordoet, noch in juridische noch in feitelijke zin. Door de instellingen is niet voldaan aan de in Nederland gestelde voorwaarden voor de toekenning aan X van giftenaftrek en het EU-rechtelijke evenredigheids- en doeltreffendheidsbeginsel zijn in dit geval niet geschonden.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
28 maart 2024
Rolnummer
23/179
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1296
NLF-nummer
NLF 2024/1254
Aflevering
28 mei 2024
bwbr0002320&artikel=5b&lid=6,bwbr0002320&artikel=5b&lid=6,bwbr0011353&artikel=6.32,bwbr0011353&artikel=6.32

Naar de bovenkant van de pagina