Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In een WOZ-zaak heeft een vrouw zich in beroep bij de rechtbank laten bijstaan door haar dochter die als advocate werkzaam is.
Nadat de heffingsambtenaar van de gemeente de Bilt alsnog aan het bezwaar tegemoet was gekomen, werd het beroep ingetrokken met het gelijktijdige verzoek om de toekenning van een proceskostenvergoeding.
De rechtbank wees dit verzoek op 26 augustus 2010 af omdat niet gesteld was dat de dochter aan haar moeder kosten in rekening zou hebben gebracht.
In verzet tegen deze uitspraak wordt aan de rechtbank alsnog een declaratie van de dochter overgelegd met als dagtekening 8 oktober 2010.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard omdat vanwege de familierelatie niet kan worden gesproken van door een derde verleende beroepsmatige rechtsbijstand.
In cassatie tegen deze uitspraak oordeelt de Hoge Raad dat een familierelatie niet uitsluit dat er toch sprake kan zijn van door een derde verleende beroepsmatige rechtsbijstand.
Daarvan is in dit geval sprake omdat de dochter niet meer bij haar moeder woont, werkzaam is bij een advocatenkantoor en beroepsmatig rechtsbijstand verleent.
De zaak wordt daarom terugverwezen naar de rechtbank. De rechtbank moet nagaan of aan de door de dochter verleende rechtsbijstand kosten zijn verbonden. Daarbij is het niet van belang of die kosten al gemaakt zijn. Het gaat erom of er kosten zijn gemaakt of zullen worden gemaakt.
Het is dus niet vereist dat ten tijde van de uitspraak al een declaratie is opgemaakt of dat er al kosten zijn betaald, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
19 oktober 2012
Rolnummer
11/04773
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BY0531

Naar de bovenkant van de pagina