Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn echtgenote exploiteren in vof-vorm een bed and breakfast (B&B). De B&B is gevestigd in een pand dat door het echtpaar is aangekocht in november 2016 en aan hen is geleverd in april 2017.

Na diverse verbouwingen staat een gedeelte van het pand ter beschikking aan X en zijn gezin als eigen woning. In het andere gedeelte van het pand exploiteren de vennoten de B&B. Dat het andere gedeelte een afzonderlijk bedrijfsmiddel is, is niet in geschil.

De Inspecteur heeft bij de aanslag IB/PVV 2017 toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek gecorrigeerd. In geschil is of dat terecht is.

Het gaat in casu om gastenkamers van beperkte grootte en met minimale faciliteiten. Hof Den Bosch is evenals Rechtbank Zeeland-West-Brabant van oordeel dat de gastenkamers naar aard en inrichting geen woningen zijn en ook niet bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt. Dit betekent dat de uitzonderingsbepaling van artikel 3.45, lid 1, onderdeel c, Wet IB 2001 niet van toepassing is en X recht heeft op toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ter zake van de investeringen in de B&B.

Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
3 juli 2024
Rolnummer
22/1528
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2143
NLF-nummer
NLF 2024/1713
Aflevering
23 juli 2024
bwbr0011353&artikel=3.40,bwbr0011353&artikel=3.40,bwbr0011353&artikel=3.41,bwbr0011353&artikel=3.41,bwbr0011353&artikel=3.45&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.45&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina