Direct naar content gaan

Samenvatting

27 vennootschappen naar Belgisch recht, waaronder Casino de Spa nv, die samen de btw-eenheid Gaming Ardent vormen en voor btw-doeleinden dus als één belastingplichtige worden beschouwd, bieden onlinekansspelen aan. De btw-vrijstelling voor kans- en geldspelen die langs elektronische weg worden aangeboden, is afgeschaft door een Belgische federale wet van 2016. Andere kansspelen (waaronder loterijen) blijven daarentegen vrijgesteld van de btw.

Deze selectieve vrijstelling is volgens de aanbieders van onlinekansspelen in België in strijd met het neutraliteitsbeginsel. In de onderhavige zaak beschouwen zij de vrijstelling van andere kansspelaanbieders bovendien als ongeoorloofde staatssteun.

Het Tribunal de première instance de Liège (België) heeft over deze kwestie aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

1) Artikel 135, lid 1, onder i, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die de onlineaankoop van deelbewijzen van deelneming aan loterijen enerzijds en de deelname aan andere onlinekansspelen en onlinegeldspelen anderzijds verschillend behandelt door deze laatste categorie uit te sluiten van de vrijstelling van btw die geldt voor de eerste categorie, mits de objectieve verschillen tussen deze twee categorieën kans- en geldspelen de beslissing van de gemiddelde consument om te kiezen voor de ene of de andere categorie spelen, aanmerkelijk kunnen beïnvloeden.

2) Het beginsel van loyale samenwerking zoals neergelegd in artikel 4, lid 3, VEU en het beginsel van voorrang van het Unierecht verplichten de nationale rechter om nationale bepalingen die onverenigbaar zijn verklaard met artikel 135, lid 1, onder i, Btw-richtlijn, gelezen in samenhang met het beginsel van fiscale neutraliteit, buiten toepassing te laten, zonder dat het in dit verband van belang is dat het nationale grondwettelijk hof een arrest heeft gewezen waarin de gevolgen van die nationale bepalingen worden gehandhaafd.

3) De regels van het Unierecht inzake terugvordering van het onverschuldigd betaalde moeten aldus worden uitgelegd dat zij de belastingplichtige een recht verlenen op teruggaaf van het bedrag van de in een lidstaat in strijd met artikel 135, lid 1, onder i, Btw-richtlijn geïnde btw, mits die teruggaaf niet leidt tot ongerechtvaardigde verrijking van deze belastingplichtige.

4) Artikel 108, lid 3, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de vrijstelling van de belasting over de btw die bepaalde marktdeelnemers hebben genoten onrechtmatige staatssteun vormt, een belastingplichtige die deze vrijstelling niet heeft genoten, niet bij wege van schadevergoeding een bedrag kan ontvangen dat gelijk is aan de betaalde btw.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 juli 2016 t/m 21 mei 2018
Instantie
HvJ
Datum instantie
13 september 2024
Rolnummer
C‑741/22
ECLI
ECLI:EU:C:2024:732
bwbv0001506&artikel=267,celex32006l0112&artikel=135

Naar de bovenkant van de pagina