Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is per 1 oktober 2018 ingeschreven in het Handelsregister van de KvK als handelaar in metalen. Sinds 20 februari 2018 staat hij ingeschreven als bestuurder van een stichting. Van X zijn over 2018 geen inkomsten bekend. Zijn partner ontving in 2018 inkomsten uit dienstverband ter hoogte van € 2.224.

Nadat X binnen de daartoe gestelde termijnen geen aangifte had ingediend, heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2018 ambtshalve opgelegd. De Inspecteur heeft het inkomen van X geschat op € 45.000.

X heeft beroep ingesteld en Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart dat gegrond. De Rechtbank oordeelt dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. De Inspecteur heeft het geschatte inkomen niet met stukken of met concrete gegevens onderbouwd. De enkele stelling dat de schatting is gebaseerd op het inkomen dat iemand in zijn algemeenheid per jaar nodig heeft om van te kunnen leven, volgt de Rechtbank niet. Gelet op de privéomstandigheden van X en zijn gezin, acht de Rechtbank een inkomen rond bijstandsniveau redelijk. De Rechtbank stelt het row voor 2018 daarom vast op € 1.400 bruto per maand, te weten in totaal € 16.800.

Een boete van € 500 is passend en geboden. Wegens undue delay wordt de boete verder verminderd tot € 450.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
25 april 2024
Rolnummer
23/2636; 23/2637
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2713
NLF-nummer
NLF 2024/1142
Aflevering
14 mei 2024
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina