Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(118)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man exploiteerde met zijn echtgenote door middel van een BV een damesmodewinkel. Zij hebben ieder een aanmerkelijk belang in de BV.
De damesmodewinkel is gevestigd in een woon-winkelpand. Het echtpaar woont in het boven de winkel gelegen woonhuis.
Het winkelgedeelte werd tot 1 mei 2009 verhuurd aan de BV. Vanaf die datum wordt het winkelgedeelte aan een derde verhuurd.
In deze procedure is onder meer in geschil voor welke waarde het winkelpand bij de overbrenging naar privé wegens beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de BV dient over te gaan.
De boekwaarde van het winkelpand per 1 mei 2009 (€ 430.000) is niet in geschil.
De inspecteur is uitgegaan van een werkelijke waarde (in vrij opleverbare staat) per 1 mei 2009 van € 600.000.
Deze waarde is gebaseerd op kapitalisatie van de marktconforme met de huurder overeengekomen huurprijs onder aftrek van een bedrag voor de inventaris.
Hof Den Haag is evenals Rechtbank Den Haag van oordeel dat deze waarde per 1 mei 2009 niet te hoog is. De inspecteur heeft redelijke uitgangspunten gehanteerd.
Anders dan de man ziet het Hof geen aanleiding om tevens een bedrag aan goodwill in mindering te brengen op de gehanteerde huurprijs. Zo al sprake is van goodwill, is deze in de BV opgebouwd en heeft deze geen invloed op het resultaat van het werkzaamheidsvermogen.

De Hoge Raad heeft op 10-07-2015 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 14/06268)

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2009
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
11 november 2014
Rolnummer
14/00212
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:3700
bwbid=bwbr0&artikel=3.92,bwbid=bwbr0&artikel=3.94

Naar de bovenkant van de pagina