Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Communautaire regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit (Richtlijn 2003/96) kent aan de lidstaten een facultatieve bevoegdheid toe voor een verlaging van de elektriciteitsbelasting ten voordele van energie-intensieve bedrijven. De Duitse vennootschap XY is zo’n bedrijf. Niettemin heeft de Duitse belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat XY geen recht heeft op het verlaagde tarief over het jaar 2010. In een procedure voor het jaar 2006 heeft het Bundesfinanzhof geoordeeld dat XY het recht had om het verlaagde tarief toe te passen. Op basis daarvan heeft de belastingdienst de beslissing betreffende het belastingjaar 2010 gewijzigd en de te veel betaalde belasting teruggegeven. Vervolgens heeft XY de belastingdienst om betaling van rente over de te veel betaalde belasting verzocht, maar dit werd geweigerd.

De rechter in eerste aanleg heeft het standpunt van de belastingdienst bevestigd. De onrechtmatigheid van de heffing was niet het gevolg van schending van dwingende bepalingen van het Unierecht, maar enkel van schending van nationale bepalingen die een lidstaat heeft vastgesteld op basis van een in het Unierecht opgenomen facultatieve machtiging.

Over de vraag of dit standpunt juist is, heeft het Bundesfinanzhof aan het HvJ een prejudiciële vraag gesteld.

A-G Szpunar concludeert dat het Unierecht niet vereist dat ten onrechte betaalde belasting met rente wordt terugbetaald indien de onjuiste vaststelling van die belasting het gevolg is van de niet-toepassing door de belastingdiensten van een verlaagd belastingtarief waarop de belastingplichtige recht had en waarin in het nationale recht was voorzien op grond van een facultatieve machtiging die in een bepaling van Richtlijn 2003/96 aan de lidstaten is verleend, tenzij de niet-terugbetaling zou leiden tot schending van het beginsel van gelijke behandeling of van artikel 17 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan in het licht van de omstandigheden van het concrete geval.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Milieu- en energieheffingen
Belastingtijdvak
2010
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
12 mei 2021
Rolnummer
C‑100/20
ECLI
ECLI:EU:C:2021:387
Auteur(s)
mr. J.W.C. Nuis
EY
NLF-nummer
NLF 2021/1112
Aflevering
3 juni 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4364

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid