Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is huurder van een vrijstaande recreatiewoning. Aan X is voor het jaar 2020 een aanslag in de forensenbelasting opgelegd van € 704,70. De woning is eigendom van de beleggingsmaatschappij van de gemachtigde, genaamd A (bv). A heeft geen bezwaar ingesteld tegen de aan haar gerichte WOZ-beschikking voor het jaar 2020 waarbij de waarde van de woning is vastgesteld op € 101.000, zodat de waarde onherroepelijk is komen vast te staan.

X heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting. De Heffingsambtenaar heeft X daarop een medebelanghebbendebeschikking in de zin van artikel 28 Wet WOZ toegezonden. Hij heeft het bezwaar aangemerkt als bezwaar tegen deze beschikking en de aanslag en heeft dat ongegrond verklaard. X heeft vervolgens beroep en hoger beroep ingesteld.

Hof Den Haag oordeelt dat de hoorplicht is geschonden, maar verbindt hieraan geen consequenties. De Heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
12 maart 2024
Rolnummer
23/226
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:487
NLF-nummer
NLF 2024/1154
Aflevering
14 mei 2024
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina