Noot bij nota naar aanleiding van het verslag
11 oktober 2024
Op 11 oktober is de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2025 verschenen. In deze nota is geen aandacht besteed aan de wijzigingen in artikel 10a Wet VPB 1969. Dat is niet zo verwonderlijk omdat in het verslag ook geen vragen waren gesteld op dit punt. Dat is jammer want er waren vragen genoeg, zo blijkt ook uit het commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen van de NOB. Hopelijk worden de vragen alsnog tijdens de parlementaire behandeling beantwoord. Het lijkt cruciaal dat de wetgever de bedoeling nog eens goed uitlegt. Vooral of er op grond van artikel 10a, lid 10 (nieuw), Wet VpB 1969 ‘doorgekeken’ moet worden of dat er ‘toegerekend’ moet worden (zie voor een nadere toelichting mijn noot bij de memorie van toelichting hieronder). Het is ook wenselijk dat de wetgever voorbeelden geeft, zodat belastingplichtigen en belastinginspecteurs de bepaling naar de bedoeling kunnen uitleggen. Nog beter is het om deze voorgestelde wetswijziging niet door te laten gaan. Dat voorkomt onnodige complexiteit en wetgeving die gemakkelijk te ontgaan is. Het streven naar vereenvoudiging van het belastingstelsel begint mijns inziens met het niet invoeren van onnodige complexiteit.
Noot bij voorstel van wet en memorie van toelichting
17 september 2024
Per 1 januari 2025 treedt de reeds aangenomen Wet kwalificatie fiscale rechtsvormen in werking. In deze wet wordt de open cv afgeschaft. Alle commanditaire vennootschappen worden in beginsel transparant. Dit is slechts anders indien een commanditaire vennootschap aangemerkt kan worden als omgekeerde hybride of valt onder de definitie van fonds voor gemene rekening. Daarnaast worden in die wet regels gegeven voor de kwalificatie van buitenlandse fiscale rechtsvormen. Buitenlandse rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met Nederlandse rechtsvormen worden overeenkomstig gekwalificeerd. Bij buitenlandse rechtsvormen die niet vergelijkbaar zijn met Nederlandse rechtsvormen dient vanaf 1 januari 2025 aangesloten te worden bij de buitenlandse kwalificatie indien de rechtsvorm in het buitenland is gevestigd (symmetrische methode). Is de niet vergelijkbare buitenlandse rechtsvorm in Nederland gevestigd, dan is deze niet transparant (vaste methode). Deze wijzigingen hebben een aantal gevolgen die eerder niet zijn overzien. Daarom worden in het Belastingplan 2025 enkele aanpassingen voorgesteld.
a. naamloze vennootschappen, en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, open commanditaire vennootschappen en andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;b. coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag;c. onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of bank optreden;d. verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn;e. hiervoor niet genoemde verenigingen en stichtingen alsmede andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen, indien en voor zover zij een onderneming drijven kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd;f. fondsen voor gemene rekening;g. Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, die niet al op grond van de onderdelen a, b, c, d enof e belastingplichtig zijn, voor zover zij een onderneming drijven.h. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen, waarvan de rechtsvorm niet vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in de onderdelen a, b, c, e, f of g, noch met die van een maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of transparant fonds als bedoeld in artikel 2.14bis, zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
a. een instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; ofb. een alternatieve beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
a. verenigingen en andere rechtspersonen;naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is met die van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of g;b. open commanditaire vennootschappen en andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;lichamen met een niet-vergelijkbare rechtsvorm als bedoeld in het tweede lid;c. doelvermogens;dc. maar op Aruba, Curaçao of Sint Maarten gevestigde lichamen die een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting op de BES eilanden of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden;
die Nederlands inkomen genieten.
a. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen die vergelijkbaar zijn met een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon;b. naar het recht van een andere staat opgerichte of aangegane lichamen die vergelijkbaar zijn met een vereniging, stichting of kerkgenootschap alsmede zijn zelfstandige onderdelen en lichamen waarin het is verenigd;c. lichamen die worden aangemerkt als een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
met dien verstande dat alle ondernemingen die worden gedreven door een lichaam als bedoeld in de onderdelen a of b voor de toepassing van deze wet worden geacht tezamen één onderneming te vormen, alsmede dat artikel 2, tiende lid, van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van onderdeel b.
a. voor zover in de relatie tot de andere staat een verdrag van toepassing is dat, of een regeling is getroffen die, voorziet in een regeling voor de heffing over bestanddelen van de winst: het begrip vaste inrichting zoals dat geldt voor de toepassing van die regeling;b. voor zover in de relatie tot de andere staat niet een verdrag als bedoeld in onderdeel a van toepassing is en geen regeling als bedoeld in dat onderdeel is getroffen: een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend, met dien verstande dat de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden slechts dan een vaste inrichting is indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.
a. het gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar;b. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;c. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een ander;d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen;f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden;- mits de werkzaamheid, of, voor de toepassing van onderdeel f, het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting, van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
a. die plaats een vaste inrichting vormt voor die belastingplichtige of dat gelieerde lichaam of die gelieerde natuurlijk persoon; ofb. het totaal van de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, niet van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;- mits de werkzaamheden, bedoeld in de aanhef, aanvullende taken zijn die deel uitmaken van een samenhangende bedrijfsvoering.
a. een belastingplichtige in een andere staat werkzaamheden uitoefent op een plaats van uitvoering van een bouwwerk of op een plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden en die werkzaamheden worden uitgeoefend gedurende een of meer tijdvakken die in totaal langer duren dan 30 dagen, maar twaalf maanden niet overschrijden; enb. op die plaats van uitvoering van een bouwwerk of op die plaats van constructie- of installatiewerkzaamheden gedurende meerdere tijdvakken, waarvan ieder tijdvak langer duurt dan 30 dagen, met dat bouwwerk of die constructie- of installatiewerkzaamheden verband houdende werkzaamheden worden uitgeoefend door een of meer gelieerde lichamen of natuurlijk personen;- worden bij de vaststelling van de periode van twaalf maanden, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, die tijdvakken gevoegd bij de totale periode waarin die belastingplichtige werkzaamheden heeft uitgeoefend op die plaats van uitvoering van een bouwwerk of op die plaats van constructieof installatiewerkzaamheden.
a. en die overeenkomsten worden afgesloten:1°. in naam van die belastingplichtige;2°. voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen die aan die belastingplichtige toebehoren of ter zake waarvan die belastingplichtige het gebruiksrecht heeft; of3°. voor het verstrekken van diensten door die belastingplichtige; en
b. de werkzaamheden van het lichaam of de natuurlijk persoon niet beperkt blijven tot werkzaamheden als bedoeld in het vijfde en zesde lid die, indien zij zouden worden uitgeoefend met behulp van een vaste bedrijfsinrichting, die vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van die leden niet tot een vaste inrichting zouden maken;- heeft die belastingplichtige voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, in die staat een vaste inrichting ter zake van alle werkzaamheden die dat lichaam, onderscheidenlijk die natuurlijk persoon, voor die belastingplichtige verricht.
a. een lichaam waarin de belastingplichtige een belang heeft;b. een lichaam dat of een natuurlijk persoon die een belang heeft in de belastingplichtige.
a. meer dan 50% bedraagt van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van het lichaam en meer dan 50% vertegenwoordigt van de statutaire stemrechten in het lichaam; ofb. recht geeft op meer dan 50% van de winst van het lichaam.
a. de niet onder artikel 9 vallende onmiddellijke of middellijke uitdelingen van winst, onder welke naam of in welke vorm ook gedaan; b. de niet onder artikel 9 vallende uitkeringen welke worden gedaan ingevolge statuten, stichtingsbrief of andere soortgelijke akte, tenzij zij naar haar aard tot de kosten van een onderneming behoren; c. renten op inleggelden van een coöperatie of van een vereniging op coöperatieve grondslag, renten op aandelen in een onderlinge waarborgmaatschappij of in een vereniging welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of bank optreedt en, in het algemeen, alle vergoedingen voor kapitaalverstrekkingen door oprichters, aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden als zodanig; d. vergoedingen op een geldlening alsmede waardemutaties van de lening, indien de lening onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat deze feitelijk functioneert als eigen vermogen van de belastingplichtige; e. de vennootschapsbelasting, minimumbelasting, de solidariteitsbijdrage, alsmede belastingen die buiten Nederland in enige vorm naar de winst of bestanddelen van de winst worden geheven, indien voor de belastingplichtige ter zake daarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is of indien de bestanddelen van de winst waarop de buiten Nederland geheven belasting betrekking heeft niet worden begrepen in de belastbare winst; f. de wegens genoten winst geheven dividendbelasting, wegens genoten voordelen geheven bronbelasting, naar de prijzen van kansspelen geheven kansspelbelasting en naar een balanstotaal geheven bankenbelasting; g. de bedragen aan meer in aanmerking te nemen loon als omschreven in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964, in situaties van een aanmerkelijk belang in de belastingplichtige, behoudens indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat over die bedragen bij degene die deze bedragen volgens genoemd artikel geniet per saldo een belasting naar het inkomen wordt geheven die naar Nederlandse maatstaven redelijk is; h. bij lichamen waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon een belang heeft of heeft gehad: door die rechtspersoon geheven belastingen of rechten voorzover aannemelijk is dat de invoering of wijziging daarvan is of was gericht op het verminderen van de grondslag voor de heffing van belastingen naar de winst of het inkomen. De belastingplichtige diezekerheid wenst omtrent de vraag of dit onderdeel ten aanzien van hem toepassing vindt, kan een verzoek indienen bij de inspecteur, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist; i. kosten en lasten die verband houden met een werkruimte, de inrichting daaronder begrepen, ten behoeve van een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4, uitgezonderd de artikelen 4.10 en 4.11, van de Wet inkomstenbelasting 2001 in de belastingplichtige heeft, of van een daarmee verbonden persoon als bedoeld in artikel 3.92 van die wet, in zijn woning die niet tot het vermogen van een onderneming of tot het resultaat uit een werkzaamheid behoort, tenzij de kosten en lasten bestaan uit een vergoeding die als loon wordt belast dan wel de werkruimte een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de woning vormt en: 1º. ingeval bedoeld persoon tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij zijn belastbaar loon hoofdzakelijk in de werkruimte in die woning verwerft, of 2º. ingeval bedoeld persoon niet tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij zijn belastbaar loon hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte in die woning verwerft en in belangrijke mate in de werkruimte in die woning verwerft;
j. bij een vennootschap met een geheel of ten dele in aandelen verdeeld kapitaal: uitreiking of toekenning van aandelen in dat kapitaal of in dat van een met die vennootschap verbonden lichaam, van winstbewijzen in de vennootschap of in een met die vennootschap verbonden lichaam, alsmede van rechten om aandelen in dat kapitaal of winstbewijzen in de vennootschap of een daarmee verbonden lichaam te verwerven of van daarmee gelijk te stellen rechten, daaronder begrepen aan werknemers van wie het loon op jaarbasis meer bedraagt dan € 636.000 toegekende rechten waarvan de waarde hoofdzakelijk direct of indirect wordt bepaald door de waardeverandering van die aandelen of winstbewijzen; k. bij verenigingen en stichtingen die op de voet van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn: de verschuldigde bijdragen, bedoeld in artikel 58, tweede lid, van de Woningwet. ;l. de waardemutaties van de bevoegdheid tot verhaal op een opbrengstgerechtigde, bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965, voor zover die bevoegdheid is ontstaan als gevolg van een opbrengst als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, van die wet.
a. een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige of door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen, aan een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon; b. een kapitaalstorting door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een met hem verbonden lichaam; c. de verwerving of uitbreiding van een belang door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een met hem verbonden lichaam is.
a. indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de schuld en, ongeacht of die schuld in feite is verschuldigd aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of met hem verbonden natuurlijk persoon, aan de daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen,; of b. indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat over de rente bij degene aan wie de rente rechtens dan wel in feite direct of indirect is verschuldigd, per saldo een belasting naar de winst of het inkomen wordt geheven welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is en dat er geen sprake is van verrekening van verliezen of van andersoortige aanspraken uit jaren voorafgaande aan het jaar waarin de schuld is aangegaan waardoor over de rente per saldo geen heffing naar bedoelde redelijke maatstaven is verschuldigd, behoudens ingeval de inspecteur aannemelijk maakt dat de schuld is aangegaan met het oog op het verrekenen van verliezen of andersoortige aanspraken welke in het jaar zelf zijn ontstaan dan wel op korte termijn zullen ontstaan of dat aan de schuld of aan de daarmee verband houdende rechtshandeling niet in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Voor de toepassing van dit onderdeel is een naar de winst geheven belasting naar Nederlandse maatstaven redelijk indien deze resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst, waarbij artikel 12b buiten toepassing blijft..
a. een lichaam waarin de belastingplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft; b. een lichaam dat voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige; c. een lichaam waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige, waarbij een belang dat wordt gehouden door de partner of een minderjarig kind van een natuurlijk persoon aan die persoon wordt toegerekend, waarbij onder een kind mede wordt verstaan een kind van een partner alsmede een pleegkind; d. een lichaam dat met de belastingplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid als bedoeld in de artikelen 15 en 15a.
a. voor de toepassing van dit artikel: een natuurlijk persoon die voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam; b. voor de toepassing van de artikelen 13b, 13ba, 15b en 25: een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn partner, voor tenminste een derde gedeelte een belang heeft in de belastingplichtige of in een met hem verbonden lichaam, alsmede de partner van deze persoon en een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van deze persoon, waarbij een pleegkind, een partner van een pleegkind en een pleegouder worden gelijkgesteld met bloed- of aanverwanten.
Metadata
03. Vennootschapsbelasting