Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(1)
- Jurisprudentie(88)
- Commentaar NLFiscaal(7)
- Literatuur(3)
- Recent(2)
- Kennisgroepstandpunt(1)
Samenvatting
X (belanghebbende) is met zijn eenmanszaak, waarmee hij onder meer handelde in telefoons en diverse computercomponenten, naar voren gekomen in een strafrechtelijk onderzoek naar btw-carrouselfraude. Mede naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Inspecteur aan X vijf naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geconstateerd dat de Inspecteur in de beroepsfase geanonimiseerde stukken heeft verstrekt aan Rechtbank Noord-Nederland. Het Hof vat dit op als een impliciet verzoek om de geheimhoudingsprocedure, als bedoeld in artikel 8:29 Awb, toe te passen.
De Inspecteur heeft verzocht tot beperkte kennisgeving van persoonsgegevens. Hij stelt dat de bescherming van deze gegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en/of privacy van de betreffende Nederlandse ambtenaren aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat X heeft bij kennisneming van deze gegevens. Hij heeft dit echter niet nader gemotiveerd. Volgens de geheimhoudingskamer van het Hof heeft hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gewichtige redenen zijn voor beperkte kennisneming van deze gegevens. Dit geldt ook voor weggelakte afdekkingen achter ’assessment’. Hetgeen de Inspecteur heeft gesteld is onvoldoende concreet om te kunnen komen tot de conclusie dat sprake is van gewichtige redenen om het bedrag achter 'assessment' slechts aan de rechter te openbaren.
Ten aanzien van een aantal gegevens heeft X tijdens de zitting bij de geheimhoudingskamer aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat deze voor hem geheim blijven. Het betreft onder meer gegevens van buitenlandse ambtenaren en namen van derden. In zoverre bestaat geen geschil over het door de Inspecteur gedane verzoek om beperkte kennisneming. Het verzoek wordt op dit onderdeel toegewezen.
BRON
Beslissing van de vierde meervoudige belastingkamer (geheimhoudingskamer) op het verzoek op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur) in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende te woonplaats (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 juni 2021, nummers LEE17/2180 tot en met 17/2184, ECLI:NL:RBNNE:2021:2538.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor de tijdvakken 1 januari tot en met 31 december 2010, 1 januari tot en met 31 december 2011, 1 januari tot en met 31 december 2013, 1 januari tot en met 31 december 2014 en 1 januari tot en met 28 februari 2015 in totaal vijf naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd. Daarbij is bij beschikkingen voor de tijdvakken 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 heffingsrente berekend en voor de tijdvakken 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 belastingrente.
1.2. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente/belastingrente gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
1.4. De rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen gegrond verklaard.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.7. Het Hof heeft de Inspecteur bij brief van 12 juni 2023 bericht dat het Hof heeft geconstateerd dat de Inspecteur geanonimiseerde stukken heeft verstrekt aan de Rechtbank en dat het Hof dit opvat als een impliciet verzoek om de geheimhoudingsprocedure, als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb, toe te passen.
1.8. Bij brief van 25 juli 2023 heeft de Inspecteur aan het Hof ongeschoonde stukken verstrekt in een gesloten doos, waarvoor een beroep op geheimhouding wordt gedaan als bedoeld in artikel 8:29 Awb (hierna: 8:29-stukken). Het gaat om de stukken die de Inspecteur in de procedure bij de Rechtbank heeft overgelegd als bijlage X tot en met XIV bij zijn brief van 23 januari 2020. De Inspecteur heeft in een afzonderlijk aangeboden brief een motivering gestuurd waarin hij heeft toegelicht wat de gewichtige reden is van het ‘afdekken’ van gegevens.
1.9. Bij brief van 1 augustus 2023 heeft het Hof belanghebbende in de gelegenheid gesteld op de motivering van de Inspecteur van 25 juli 2023 te reageren.
1.10. Bij brief van 3 augustus 2023 heeft de Inspecteur een hernieuwde geschoonde bijlage X ingestuurd.
1.11. Bij brief van 23 augustus 2023 heeft de Inspecteur de motivering van het verzoek om geheimhouding aangevuld en bijlage XIV, nummers 1, 3, 4 en 5 in ongeschoonde vorm verstrekt.
1.12. Belanghebbende heeft in een nader stuk van 24 augustus 2023 gereageerd op de in 1.8 genoemde motivering van de Inspecteur van 25 juli 2023.
1.13. Op 30 augustus 2023 heeft de Inspecteur - in reactie op het stuk van belanghebbende van 24 augustus 2023 - het Hof verzocht om herstel van de geschoonde ‘8:29-stukken’.
1.14. Op 4 september 2023 heeft het Hof de Inspecteur verzocht om zo spoedig mogelijk een nieuwe set geschoonde ‘8:29-stukken’ aan te leveren en heeft het Hof partijen bericht dat de geheimhoudingskamer naar deze nieuwe stukken zal kijken om te zorgen dat geen verwarring ontstaat.
1.15. Bij brief van 7 september 2023 heeft de Inspecteur een nieuwe, volledige set geschoonde ‘8:29-stukken’ ingediend (bijlagen X tot en met XIV), voorzien van een hernieuwde motivering voor het ‘afdekken’ van gegevens en een catalogus.
1.16. Het beroep op toepassing van artikel 8:29 Awb is ter zitting van de geheimhoudingskamer behandeld op 12 oktober 2023. Aldaar zijn verschenen en gehoord mr. P.A. Caljé als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze beslissing is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is met zijn eenmanszaak [naam3] , waarmee hij onder meer handelde in telefoons en diverse computercomponenten, naar voren gekomen in een strafrechtelijk onderzoek naar btw-carrouselfraude. Mede naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Inspecteur aan belanghebbende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd. De Inspecteur neemt het standpunt in dat belanghebbende door gebruik te (laten) maken van zijn btw-identificatienummer intracommunautaire verwervingen heeft verricht als bedoeld in artikel 17b, lid 2, van de Wet op de omzetbelasting 1968, dat hij ter zake daarvan btw is verschuldigd en dat op grond van artikel 30 van die wet geen teruggaaf van die btw kan worden verleend. De Inspecteur heeft daarnaast in de naheffingsaanslagen het door belanghebbende toegepaste 0%-tarief voor intracommunautaire leveringen gecorrigeerd, omdat belanghebbende wetenschap zou hebben van de btw-carrouselfraude.
2.2. In zijn brief van 25 juli 2023 in het kader van het verzoek om geheimhouding (zie 1.8) heeft de Inspecteur aan het Hof geschreven:
2.3. In zijn brief van 7 september 2023 (zie 1.15) heeft de Inspecteur onder meer geschreven:
2.4. De bijlagen X tot en met XIV bestaan uit Standing Committee on Administrative Cooperation (SCAC)-verzoeken, formulieren, brieven en e-mailcorrespondentie in het kader van internationale uitwisseling van gegevens. Bijlage X bestaat uit 131 documenten, hoofdzakelijk SCAC-verzoeken. Bijlage XI bestaat uit vier ambtsberichten van ambtenaren [naam6] en [naam5] . Bijlage XII bestaat uit 25 e-mails. Bijlage XIII bevat een viertal stukken uit het OB-systeem van de Belastingdienst die het Hof alleen in geschoonde vorm heeft ontvangen. Bijlage XIV bestaat uit zes overige documenten, waarvan het Hof het laatste document alleen in geschoonde vorm heeft ontvangen.
3. Strekking en reikwijdte van het verzoek tot geheimhouding
3.1. De Inspecteur heeft ter zitting toegelicht dat zijn beroep op artikel 8:29 Awb inhoudt dat de hoofdkamer die de zaak inhoudelijk zal gaan behandelen kennis mag nemen van de passages die op grond van dat artikel geheim mogen blijven, maar belanghebbende niet (beperkte kennisneming).
3.2. Ten aanzien van de volgende gegevens heeft belanghebbende tijdens de zitting bij de geheimhoudingskamer aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat deze voor hem geheim blijven:
- de namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers (X1 tot en met X4) van buitenlandse ambtenaren,
- de namen van derden, zoals in bijlage X, nummer 113, en bijlage XIV, nummer 5, en
- de weggelakte gegevens in bijlage X, nummer 122.
Dit betekent dat er tussen partijen in zoverre geen geschil bestaat over het door de Inspecteur gedane verzoek om beperkte kennisneming.
3.3. Ter zitting hebben partijen verklaard dat, anders dan zou kunnen worden afgeleid uit het nader stuk van belanghebbende van 24 augustus 2023 of uit de catalogus van stukken van de Inspecteur van 7 september 2023, in de volgende stukken uitsluitend namen, e-mailadressen, telefoonnummers en/of faxnummers (X1 tot en met X4) van ambtenaren zijn afgedekt:
- bijlage X, nummer 5
- bijlage X, nummers 15 en 16
- bijlage X, nummer 28
- bijlage X, nummer 53
- bijlage X, nummers 66 en 71
- bijlage X, nummer 118
- bijlage XI
- bijlage XIV, nu mmers 1, 2 en 3.
3.4.Tussen partijen is niet in geschil dat er geen gewichtige redenen zijn om de in bijlage XIII weggelakte gegevens geheim te houden, maar dat de Inspecteur niet over een ongeschoonde versie van de stukken in deze bijlage beschikt. Aangezien dit geen verzoek in het kader van artikel 8:29 Awb betreft, laat de geheimhoudingskamer deze bijlage hierna verder buiten beschouwing. Ook laat het Hof bijlage XIV, nummer 6 buiten beschouwing omdat de Inspecteur onweersproken heeft gesteld dat hij dit document niet in ongeschoonde vorm in bezit heeft.
3.5. Het voorgaande (3.2, 3.3 en 3.4) betekent dat van het Hof uitsluitend ten aanzien van de volgende gegevens een artikel 8:29 Awb-beslissing wordt verlangd:
- de namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers (X1 tot en met X4) van Nederlandse ambtenaren in de bijlagen X, XI, XII en XIV;
- de afdekkingen achter “assessment” en achter “ [naam7] ” in bijlage X, nummer 26; en
- de afdekking achter “assessment” in bijlage XIV, nummer 4.
4. Overwegingen
4.1. Het Hof stelt voorop dat hij kennis heeft genomen van het gehele procesdossier en van de (ongeschoonde) 8:29-stukken, behoudens de ongeschoonde versie van bijlage XIII en van bijlage XIV, nummer 6.
Geheimhouding - kader
4.2. Het recht op een eerlijk proces is onder meer neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ook los van deze verdragsbepalingen geldt dit recht in de nationale fiscale procedure en omvat onder meer het recht op gelijke proceskansen. Daaruit vloeit voort dat partijen in een procedure in beginsel recht hebben op kennisneming van alle stukken uit het dossier. Dit vormt dan ook het uitgangspunt. Dat neemt niet weg dat op dit recht uitzonderingen mogelijk zijn.
4.3. Het eerste lid van artikel 8:29 van de Awb houdt een beperking in van het recht op gelijke proceskansen. Om aan die beperking toe te kunnen komen, is allereerst vereist dat sprake is van ‘gewichtige redenen’ als bedoeld in artikel 8:29, lid 1, van de Awb. Indien die gewichtige redenen er zijn, beslist – gelet op artikel 8:29, lid 3, van de Awb – de rechter vervolgens of de gewichtige redenen geheimhouding van een stuk rechtvaardigen. Deze volgorde blijkt ook uit de wetsgeschiedenis:
4.4. De in artikel 8:29, lid 3, van de Awb bedoelde beslissing door de rechter vergt een afweging van belangen. Bij de beoordeling van de weigering speelt de betekenis van het stuk voor het oordeel van de rechter in de hoofdzaak en de procespositie van partijen een belangrijke rol en is van belang of de partij aan wie kennisneming van een stuk wordt onthouden door de beperkte kennisneming wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd.
4.5. Het Hof stelt voorop dat de rechter bij de toepassing van artikel 8:29 van de Awb de grootst mogelijke terughoudendheid moet betrachten. Slechts indien de door de Inspecteur voor geheimhouding aangevoerde gewichtige redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Hierbij moet de geheimhoudingskamer ook toetsen of de stukken waarvan geheimhouding wordt gevraagd van significant belang zijn voor de beoordeling van de zaak door de hoofdkamer.
Namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers (X1 tot en met X4) van Nederlandse ambtenaren
4.6. De Inspecteur heeft in zijn verzoek tot beperkte kennisneming van de gegevens die hij heeft aangeduid met X1 tot en met X4, als gewichtige reden aangevoerd dat het gaat om persoonsgegevens. Hij stelt dat de bescherming van deze gegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en/of privacy van de ambtenaren aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van deze gegevens.
4.7. Belanghebbende heeft gesteld dat het gaat om ambtenaren in publieke dienst, die betrokken waren bij informatie-uitwisseling over de onderneming van belanghebbende. De mobiele telefoonnummers en mailadressen van de binnenlandse ambtenaren zijn zakelijke gegevens van de Belastingdienst, waarvoor het privacy-argument niet opgaat. Het beschermen van de persoonlijke levenssfeer of privacy van deze ambtenaren levert volgens belanghebbende niet zonder meer een zwaarwegend belang op om hun namen en overige gegevens te anonimiseren, terwijl de Inspecteur hiervoor geen aanvullende omstandigheden heeft gesteld.
4.8. De namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers van de ambtenaren zijn persoonsgegevens. Het Hof stelt voorop dat bescherming van privacy een gewichtige reden kan zijn om dergelijke gegevens geheim te houden. De enkele omstandigheid dat het om persoonsgegevens gaat is echter onvoldoende voor het oordeel dat er gewichtige redenen zijn om deze gegevens weg te lakken. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de ambtenaren in een publieke functie betrokken zijn geweest bij het opstellen of ontvangen van de 8:29-stukken. De Inspecteur heeft niet nader gemotiveerd waarom het in dit specifieke geval nodig is om een zwaarder gewicht toe te kennen aan de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaren. Opmerking verdient dat niet is gesteld dat bekendmaking van deze persoonsgegevens van de betreffende ambtenaren aan belanghebbende voor de ambtenaren in enigerlei mate gevaar zou kunnen opleveren. Het Hof oordeelt daarom dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gewichtige redenen zijn voor beperkte kennisneming van deze gegevens.
4.9. Het Hof komt niet dan niet toe aan de in artikel 8:29, lid 3, van de Awb bedoelde belangenafweging. Het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming van de weggelakte gegevens X1 tot en met X4 van de Nederlandse ambtenaren in de stukken is reeds, gelet op het in 4.8 vermelde, niet gerechtvaardigd.
Afdekking achter “assessment” in bijlage X, nummer 26 en in bijlage XIV, nummer 4
4.10. De reden die Inspecteur bij zowel bijlage X, nummer 26 als bijlage XIV, nummer 4 heeft gegeven voor de afdekking achter “assessment” is het niet prijsgeven van controlestrategie, omdat het gevoelige informatie (een bedrag) betreft waarop onderzoeken van de buitenlandse belastingautoriteit mogelijk gebaseerd zijn.
4.11. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur, mede gelet op de onduidelijkheid over wat het afgedekte bedrag precies betekent, de onduidelijkheid over wat de gestelde ‘mogelijke’ invloed daarvan op de controlestrategie van de buitenlandse belastingautoriteit inhoudt en de inmiddels verstreken tijd, onvoldoende concreet heeft gesteld om te kunnen komen tot de conclusie dat thans sprake is van gewichtige redenen om het bedrag achter “assessment” slechts aan de rechter te openbaren. Reeds hieruit volgt dat het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming van de weggelakte gegevens achter “assessment” niet gerechtvaardigd is. Aan de in artikel 8:29, lid 3, van de Awb bedoelde belangenafweging komt het Hof daarom niet toe.
Afdekking achter “ [naam7] ” in bijlage X, nummer 26
4.12. De Inspecteur heeft verklaard dat het in bijlage X, nummer 26 gaat om een referentienummer dat niet van belang is voor de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep van belanghebbende, maar dat het nummer mogelijk gevoelig is binnen het onderlinge systeem van gegevensuitwisseling en niet is bedoeld voor derden. Het nummer komt volgens hem verder nergens in voor, zodat belanghebbende geen belang heeft bij kennisname van dat nummer.
4.13. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur hiermee, gelet op de ‘mogelijke’ gevoeligheid en de inmiddels verstreken tijd, onvoldoende concreet heeft gesteld dat sprake is van gewichtige redenen om het referentienummer geheim te houden. Hieruit volgt reeds dat het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming van de weggelakte gegevens achter “ [naam7] ” niet gerechtvaardigd is.
Conclusie
4.14. Gelet op het vorenstaande acht het Hof het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming van de namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers van buitenlandse ambtenaren en derden en de weggelakte gegevens in bijlage X, nummer 122 gerechtvaardigd en wijst het Hof het verzoek met betrekking tot de namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers van Nederlandse ambtenaren, voor de afdekkingen achter “assessment” en achter “ [naam7] ” in bijlage X, nummer 26 en voor de afdekking achter “assessment” in bijlage XIV, nummer 4, af.
Toestemming ex artikel 8:29, lid 5, Awb
4.15. Belanghebbende heeft ter zitting bij de geheimhoudingskamer verklaard dat hij de zetel van het Hof die de zaken inhoudelijk behandelt, toestemming geeft om mede op de grondslag van de in 3.2 genoemde gegevens, waarvan de beperking van de kennisname volgens belanghebbende gerechtvaardigd is, uitspraak te doen, als bedoeld in artikel 8:29, lid 5, van de Awb.
4. Beslissing
Het Hof:
- bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de in 3.2 bedoelde gegevens gerechtvaardigd is, en wijst het verzoek in zoverre toe,
- bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de in 3.5 bedoelde gegevens niet gerechtvaardigd is, en wijst het verzoek in zoverre af, en
- stelt de Inspecteur in de gelegenheid om het Hof binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing te berichten welke gevolgen hij aan deze beslissing verbindt.
Deze beslissing is gedaan door mr. M.M. Breij, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.