Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2020 was de toenmalig fiscaal partner van X (belanghebbende) zelfstandig ondernemer. De partner (hierna: Y) heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-1). De Tozo-1 uitkering is aan X en Y toegekend.

De uitkering had betrekking op de periode 1 maart tot en met 31 mei 2020 en bedroeg in totaal € 5.034. Op deze uitkering is in totaal € 526 loonheffing ingehouden.

De Inspecteur heeft de helft van de uitkering tot het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2020 van X gerekend. X meent dat de Tozo-1 uitkering uitsluitend bij Y, de zelfstandig ondernemer, dient te worden belast. Zij heeft beroep ingesteld.

Niet in geschil is dat X en Y op het moment van de aanvraag een gezamenlijke huishouding voerden.

Rechtbank Gelderland stelt vast dat X het aanvraagformulier ondertekend heeft en dat de uitkering zowel aan X als Y is toegekend. De Tozo-1 uitkering stond voor de helft ter beschikking aan X zodat zij de uitkering voor de helft heeft genoten. Dat voor het recht op de Tozo-1 uitkering niet werd gekeken naar het inkomen van X maakt dit naar het oordeel van de Rechtbank niet anders. Dat de uitkering feitelijk is uitbetaald op het rekeningnummer van Y maakt dit evenmin anders, aangezien X rechthebbende is.

De Rechtbank oordeelt verder onder meer dat geen sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel, en ook niet van het gelijkheidsbeginsel.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1 maart t/m 31 mei 2020
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
19 juni 2023
Rolnummer
22/4790
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2023:3448
NLF-nummer
NLF 2023/1731
Aflevering
3 augustus 2023

Naar de bovenkant van de pagina