Direct naar content gaan

Samenvatting

De Kennisgroep reorganisatiefaciliteiten en fiscale eenheden heeft bij het standpunt over de samenloop tussen artikel 15aj, lid 2 en 15ab, lid 6, Wet VpB 1969 (ontvoeging gevolgd door voeging) een volgende signalering opgenomen over de toepassing in de betreffende situatie van de hardheidsclausule van artikel 63 AWR.

In casu is in april 2024 de volgende goedkeuring verleend.

Bij de winstbepaling van D bv mag de afwaardering van de schuld, voorgeschreven door artikel 15ab, lid 6, Wet VpB 1969, buiten aanmerking blijven, voor zover wordt aangetoond dat de waardedaling van de corresponderende vordering beneden de nominale waarde plaatsvond onmiddellijk voorafgaand aan de ontvoeging. Aan deze goedkeuring is de voorwaarde verbonden dat ten genoege van de Inspecteur aannemelijk wordt gemaakt dat de desbetreffende verhangingen binnen concern plaatsvonden op grond van in overwegende mate zakelijke overwegingen en niet in belangrijke mate waren gericht op het behalen van belastingvoordelen.

Aanleiding

M bv en D bv vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. M bv heeft een schuldvordering op D bv van nominaal € 17 miljoen. Het belang in D bv wordt in de loop van 2018 overgedragen aan de in het buitenland gevestigde aandeelhouder van M bv. Door deze overdracht wordt D bv ontvoegd uit de fiscale eenheid.

Onmiddellijk voorafgaand aan het ontvoegingstijdstip bedraagt de nominale waarde van de schuldvordering € 17 miljoen en de bedrijfswaarde € 12 miljoen. De waardedaling van de schuldvordering (€ 5 miljoen) is ontstaan in de periode dat beide maatschappijen (D bv en M bv) tot dezelfde fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting behoorden.

Met toepassing van artikel 15aj, lid 2, Wet VpB 1969 waardeert M bv haar schuldvordering onmiddellijk voorafgaand aan het ontvoegingstijdstip op de bedrijfswaarde (€ 12 miljoen) en D bv haar schuld op de nominale waarde (€ 17 miljoen). De voorgeschreven (her)waarderingen hebben geen invloed op het fiscale resultaat van de fiscale eenheid.

Het belang in D bv is in de loop van 2021 terug overgedragen aan M bv. D bv wordt direct na de overdracht opnieuw opgenomen in een fiscale eenheid met M bv als moedermaatschappij.

In de periode tussen het moment van ontvoegen (2018) en het opnieuw voegen (2021) is de schuldvordering van M bv met € 3 miljoen (verder) in waarde gedaald. Onmiddellijk voorafgaand aan het moment van (opnieuw) voegen bedraagt de bedrijfswaarde van de schuldvordering dan ook € 9 miljoen (nominaal nog steeds € 17 miljoen).

Bij voeging schrijft artikel 15ab, lid 6, Wet VpB 1969 voor dat bij interne schuldverhoudingen de schuldvordering en schuld worden gewaardeerd op de bedrijfswaarde van de schuldvordering, als deze lager is dan de nominale waarde. Toepassing van deze bepaling leidt bij M bv tot een afwaarderingsverlies van € 3 miljoen, maar bij D bv tot een winstneming van € 8 miljoen.

Vraag

Kan artikel 15ab, lid 6, Wet VpB 1969 bij een voeging buiten toepassing blijven ten aanzien van een interne schuldverhouding in de situatie dat zich enige jaren eerder een ontvoeging heeft voorgedaan, waarbij ten aanzien van diezelfde schuldverhouding artikel 15aj, lid 2, Wet VpB 1969 is toegepast?

Antwoord

Nee, bij een voeging is artikel 15ab, lid 6, Wet VpB 1969 ten aanzien van een interne schuldverhouding onverkort van toepassing in de situatie dat zich enige jaren eerder een ontvoeging heeft voorgedaan, waarbij ten aanzien van diezelfde schuldverhouding artikel 15aj, lid 2, Wet VpB 1969 is toegepast.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
12 april 2024
Rolnummer
KG:032:2023:5
NLF-nummer
NLF 2024/0890
Aflevering
16 april 2024
bwbr0002672&artikel=15ab,bwbr0002672&artikel=15ab,bwbr0002672&artikel=15aj,bwbr0002672&artikel=15aj

Naar de bovenkant van de pagina