Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft op aangifte overdrachtsbelasting voldaan ter verkrijging van 100% van de aandelen Z (bv). Z is een ozr zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV. De waarde van onroerende zaak in Z bedraagt op het moment van de verkrijging door X € 765.000. Ter zake van de verkrijging heeft X op aangifte een bedrag van € 61.200 (8% van € 765.000) aan overdrachtsbelasting voldaan.

X stelt bij Rechtbank Den Haag dat zij slechts gehouden was om overdrachtsbelasting te voldoen over 70% van de waarde van de verkrijging omdat zij al over een middellijk belang van 30% in de onroerende zaak beschikte. Door heffing over 100% van de verkrijging is volgens X sprake van dubbele belasting over 30% van de waarde van de onroerende zaak.

De Rechtbank geeft de Inspecteur gelijk dat X naar een juist bedrag overdrachtsbelasting heeft voldaan. Er kan geen rekening worden gehouden met het middellijke belang dat X al had. Voor het andersluidende standpunt van X is in de wettekst en het systeem van de wet geen steun te vinden.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
31 mei 2024
Rolnummer
23/4940
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:8423
NLF-nummer
NLF 2024/1519
Aflevering
25 juni 2024
bwbr0002740&artikel=10,bwbr0002740&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina