Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de Inspecteur in de aanslag IB/PVV 2017 het inkomen uit sparen en beleggen van X (belanghebbende) niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

X is maat in een agrarische maatschap. Hij heeft in 2011 en 2015 gronden vervreemd aan A (nv) onder gelijktijdige vestiging van een erfpachtrecht voor de duur van 26 jaar (de erfpachtfinancieringen).

De Rechtbank is van oordeel dat de Inspecteur de erfpachtfinancieringen terecht niet heeft aangemerkt als schulden in box 3. Het Fagoed-arrest (HR 10 april 1996, 30.637, ECLI:NL:HR:1996:AA1866) en de bedoeling van X om met de erfpachtfinancieringen andere box 3-schulden te herfinancieren, leiden niet tot de gevolgtrekking dat de erfpachtfinancieringen als box 3-schulden kwalificeren.

Verder oordeelt de Rechtbank dat de op rechtsherstel gerichte compensatie eruit bestaat dat uitsluitend het werkelijk behaalde rendement in de heffing van box 3 wordt betrokken. Anders dan de Inspecteur betoogt, blijven ongerealiseerde vermogensresultaten daarbij volgens de Rechtbank buiten beschouwing (vgl. Hof Den Bosch 22 maart 2023, 21/00966 e.a., ECLI:NL:GHSHE:2023:945, NLF 2023/0673, r.o. 4.9). In dat geval zijn partijen het er over eens dat het rendement niet positief is. De Rechtbank stelt het inkomen uit sparen en beleggen in de aanslag daarom vast op nihil.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
1 maart 2024
Rolnummer
23/188
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1324
NLF-nummer
NLF 2024/0693
Aflevering
19 maart 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina