Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Dit standpunt is door de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst geactualiseerd op 9 januari 2025 (NLF nog te publiceren). De wetswijziging per 1 januari 2025 ingevolge het Belastingplan 2024 is verwerkt in het standpunt.

A is alleenstaand zonder kinderen en staat ingeschreven op een woonadres in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). B komt tijdelijk samen met kind C bij A wonen. Zij wonen in een kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden samen, maar B en C schrijven zich niet in op hetzelfde woonadres als A in de BRP. B en C staan in het geheel niet ingeschreven op een woonadres in de BRP. A heeft een lager arbeidsinkomen dan B. A en B zijn vrienden van elkaar, maar hebben verder geen relatie (gehad). Het kind heeft bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet bereikt en zowel A als B hebben voldoende arbeidsinkomen.

In het Besluit heffingskortingen is in onderdeel 4.5 goedkeurend beleid opgenomen voor de situatie waarin de belastingplichtige en een kind niet ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de BRP, maar zij wel gedurende ten minste zes maanden in het kalenderjaar een gezamenlijke huishouding voeren. Voor deze goedkeuring geldt dat met een partner wordt gelijkgesteld degene die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft en uitsluitend door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres in de BRP niet als partner in de zin van artikel 1.2 Wet IB 2001 wordt aangemerkt (hierna aangeduid als: partnerschapsfictie).

NB: deze partnerschapsfictie wordt met ingang van 1 januari 2025 gecodificeerd in artikel 8.14a, lid 5, onderdeel b, Wet IB 2001. Dit standpunt geldt ook met betrekking tot deze toekomstige wetgeving.
Vragen
  1. Is de partnerschapsfictie voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting van toepassing wanneer een kind en de belastingplichtige (ouder van het kind) niet staan ingeschreven op een woonadres in de BRP?
  2. Wie heeft in bovenstaande situatie recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting?
Antwoorden
  1. Ja, de partnerschapsfictie moet zo worden uitgelegd dat met een partner wordt gelijkgesteld degene die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft en uitsluitend door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres van hemzelf en/of zijn kind in de BRP niet als partner in de zin van artikel 1.2 Wet IB 2001 wordt aangemerkt.
  2. A heeft in bovengenoemde situatie recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
15 mei 2024
Rolnummer
KG:202:2024:16
NLF-nummer
NLF 2024/1202
Aflevering
21 mei 2024
bwbr0011353&artikel=1.2,bwbr0011353&artikel=1.2,bwbr0011353&artikel=8.14a,bwbr0011353&artikel=8.14a

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid