Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 1997 een beleggingsverzekering afgesloten bij verzekeringsmaatschappij A, die op enig moment daarna door verzekeringsmaatschappij B is overgenomen. De beleggingsverzekering is in 2013 tot uitkering gekomen en X heeft voor het uitgekeerde bedrag een lijfrentepolis afgesloten bij een bank.

X is bij het Kifid een klachtprocedure gestart vanwege het verstrekken van verkeerde productinformatie en nalatigheid in de zorgplicht door A. In 2019 heeft X met B een vso afgesloten. Daarin is overeengekomen dat X de klacht intrekt en, tegen finale kwijting, een brutobedrag van € 14.000 ontvangt. Bij de betaling van het bedrag wordt rekening gehouden met kosten en voorheffing loonbelasting.

X heeft in 2019 van B een bedrag van € 11.550 ontvangen naar aanleiding van de vso. Van de tegemoetkoming van € 14.000 is een bedrag van € 2.450 aan de rechtsbijstandsverlener van X betaald als vergoeding voor de verrichte werkzaamheden.

In geschil is of het bedrag van € 11.550 terecht tot de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen is gerekend en daarmee terecht in het belastbare inkomen uit werk en woning is begrepen.

Dat is volgens Hof Den Bosch het geval. De tegemoetkoming kwalificeert als een compensatie voor de geëxpireerde beleggingsverzekering en is uitbetaald ter vervanging van gederfde periodieke uitkeringen en verstrekkingen dan wel als nabetaling van de periodieke uitkeringen en verstrekkingen zelf.

De door X gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel is voorts onvoldoende onderbouwd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
8 mei 2024
Rolnummer
22/1393
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:1590
NLF-nummer
NLF 2024/1251
Aflevering
28 mei 2024
bwbr0011353&artikel=3.100,bwbr0011353&artikel=3.100,bwbr0011353&artikel=3.102,bwbr0011353&artikel=3.102

Naar de bovenkant van de pagina