Direct naar content gaan

Samenvatting

De aanslag IB/PVV 2018 van X (belanghebbende) is opgelegd overeenkomstig de aangifte naar een voordeel uit sparen en beleggen van € 203.252. De Inspecteur heeft de aanslag met inachtneming van het Besluit rechtsherstel box 3 ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 188.400.

In geschil is of aan X aanvullend rechtsherstel moet worden geboden.

De Inspecteur heeft gerenseigneerde gegevens overgelegd waaruit blijkt dat X uit zijn vermogen een opbrengst van € 110.027 (dividend en obligatierente) heeft behaald in 2018.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant ziet hierin aanleiding om X aanvullend op rechtsherstel gerichte compensatie te bieden. De Rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld waaruit de op rechtsherstel gerichte compensatie moet bestaan.

X stelt dat bij de bepaling van de omvang van de op rechtsherstel gerichte compensatie rekening dient te worden gehouden met ongerealiseerde waardemutaties. Dit standpunt verwerpt de Rechtbank. Zij volgt hierbij de benadering van Hof Den Bosch (uitspraak van 22 maart 2023, 21/00966 e.a., ECLI:NL:GHSHE:2023:945, NLF 2023/0673).

De omvang van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen wordt vastgesteld op € 110.027.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
24 april 2024
Rolnummer
23/2150
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2777
NLF-nummer
NLF 2024/1091
Aflevering
7 mei 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina