Direct naar content gaan

Samenvatting

X heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2014.

Op grond van het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 26 juni 2015, BLKB2015/903M, is het bezwaarschrift aangewezen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25a AWR. Partijen hebben het onderhavige beroep geselecteerd als een van zes zaken die aan de belastingrechter zullen worden voorgelegd ter beantwoording van de volgende rechtsvraag.

In geschil is of de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi naar haar aard in strijd is met artikel 1 EP. Niet in geschil is of sprake is van schending van de fair balance op grond van een individuele en excessieve last.

Volgens Rechtbank Noord-Holland is niet aannemelijk geworden dat het door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% in 2014 niet meer haalbaar is.

De Rechtbank merkt in dit verband nog op dat de wetgever zich de maatschappelijke discussie over het rendement op spaarsaldi heeft aangetrokken en het systeem van de vermogensrendementsheffing in verband daarmee per 1 januari 2017 heeft gewijzigd. Nu partijen het antwoord op de vraag of X wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last uitdrukkelijk buiten het geschil beogen te laten, behoeft de vraag of de door X becijferde belastingdruk als buitensporig moet worden gekwalificeerd geen beantwoording.

De Rechtbank concludeert dat de vermogensrendementsheffing in 2014 niet leidt tot schending van artikel 1 EP.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
25 januari 2017
Rolnummer
16/702
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2017:442
NLF-nummer
NLF 2017/0261
Aflevering
2 februari 2017
bwbr-eerste&artikel=1,bwbr0002320&artikel=67a&lid=1,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr-eerste&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid