Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft sinds 2 juli 1998 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De werkzaamheden in de onderneming bestaan uit het geven van reanimatiecursussen en -trainingen aan diverse organisaties. De omzet in 2019 bedraagt € 56.429. Verder is X in het jaar 2019 in dienstbetrekking bij een ziekenhuis in de functie van cursusleider en reanimatie-coördinator bij zowel het ziekenhuis als het simulatiecentrum.

In geschil is of de Inspecteur bij de aanslag IB/PVV 2019 terecht de zelfstandigenaftrek heeft gecorrigeerd. Daartoe is de toepassing van het ‘grotendeelscriterium’ in geschil. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is hieraan niet voldaan.

Partijen zijn het er over eens dat in 2019 1.398 uren direct toewijsbaar zijn als aan de onderneming besteedde uren en dat in dienstbetrekking door X 1.544 uur exclusief reistijd is gewerkt. Dat betekent dat X op grond van de letter van de wet niet aan het grotendeelscriterium voldoet (artikel 3.6, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001). Anders dan X betoogt, kunnen de uren die zijn gemaakt in het kader van de dienstbetrekking niet (deels) worden meegeteld voor de tijd besteed aan de onderneming met als enige reden dat tussen de werkzaamheden verwevenheid bestaat.

Ook de beroepen op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel slagen niet.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
1 maart 2024
Rolnummer
23/1326
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1323
NLF-nummer
NLF 2024/0694
Aflevering
19 maart 2024
bwbr0011353&artikel=3.6,bwbr0011353&artikel=3.6

Naar de bovenkant van de pagina