Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) zijn navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw over de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegd. Tevens zijn vergrijpboetes opgelegd. Uit door de Inspecteur opgemaakte vermogensvergelijkingen volgen over de onderhavige jaren negatieve bedragen aan nettoprivéuitgaven. Daarnaast zijn bij een huiszoeking bij X in maart 2018 verdovende middelen met een waarde van € 76.036 aangetroffen en is hij naar aanleiding hiervan door de strafrechter veroordeeld vanwege het voorhanden hebben van verdovende middelen. De Inspecteur heeft op basis hiervan correcties row (resultaat uit overige werkzaamheden) in aanmerking genomen.

Hof Den Bosch oordeelt dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. De Inspecteur heeft een redelijke schatting gemaakt van het row. De Inspecteur kon voorts de waarde van de in maart 2018 aangetroffen verdovende middelen tot het row over 2017 rekenen. Het Hof overweegt in dit kader dat de belastingrechter niet gebonden is aan het oordeel van de strafrechter over hetzelfde feitencomplex. Het Hof is verder van oordeel dat de opgelegde vergrijpboetes passend en geboden zijn. Wel worden deze gematigd met 15% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Het hoger beroep van X is ongegrond. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014 t/m 2017
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
26 juni 2024
Rolnummer
22/1687; 22/1688; 22/1689; 22/1690; 22/1691; 22/1692; 22/1693; 22/1694
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2078
NLF-nummer
NLF 2024/1719
Aflevering
23 juli 2024
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina