Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak gaat het om een geschil over de btw-behandeling van sale-and-leasebacktransacties tussen een Duitse commanditaire vennootschap (KG) en E-GmbH, een ander Duits bedrijf. De transacties betroffen de verkoop en terugverhuur van motorboten die aanvankelijk in Italië werden gekocht. Op de facturen van E-GmbH werd Duitse btw vermeld, hoewel de boten zich bij de verkoop in Italië bevonden.

De Duitse belastingdienst stelde vast dat de leveringen als leveringen zonder vervoer moesten worden beschouwd, belastbaar in Italië, niet in Duitsland. De btw die door E-GmbH op de facturen was vermeld, was volgens de Duitse regels wel verschuldigd, maar KG kon deze niet als voorbelasting aftrekken omdat de leveringen in Italië belastbaar waren. Dit leidde tot aanpassingen in de btw-aangiften van KG voor de jaren 2007, 2008, 2010 en 2012, waarbij de aftrek van voorbelasting werd geweigerd.

Het Bundesfinanzhof heeft hierover aan het HvJ een aantal prejudiciële vragen gesteld.

Het HvJ verklaart het volgende voor recht:

De Btw-richtlijn moet aldus moet worden uitgelegd dat de ontvanger van een prestatie de belastingdienst van de lidstaat waar hij is gevestigd niet rechtstreeks kan verzoeken om teruggaaf van de btw die hij heeft betaald aan de verrichter, die bij vergissing de binnenlandse btw van die lidstaat in rekening heeft gebracht in plaats van de btw die wettelijk verschuldigd is in een andere lidstaat en deze belasting heeft afgedragen aan de belastingdienst van eerstgenoemde lidstaat, wanneer deze belastingdienst de btw reeds heeft terugbetaald aan de verrichter die in liquidatie verkeert.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2007, 2008, 2010, 2012
Instantie
HvJ
Datum instantie
5 september 2024
Rolnummer
C‑83/23
ECLI
ECLI:EU:C:2024:699
NLF-nummer
NLF NLF
celex32006l0112&artikel=167,celex32006l0112&artikel=168,celex32006l0112&artikel=178,celex32006l0112&artikel=203,celex32006l0112&artikel=267

Naar de bovenkant van de pagina