Direct naar content gaan

Samenvatting

Het huwelijk van X (belanghebbende) is in 2017 door echtscheiding ontbonden.

Blijkens bankafschriften heeft X gedurende het jaar 2020 € 30.095 aan de ex-partner betaald. X heeft dat bedrag in de aangifte IB/PVV 2020 als aftrekbare uitgaven voor onderhoudsverplichtingen in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft bij de aanslag € 3.600 (12 × € 300) in aftrek toegestaan.

X heeft beroep ingesteld.

Hoewel het X siert dat hij zich zo hard voor zijn ex-partner heeft ingespannen, vloeien de door hem gedane betalingen aan zijn ex-partner naar het oordeel van Rechtbank Den Haag niet rechtstreeks voort uit familierecht voor zover die meer bedragen dan vastgesteld in het echtscheidingsconvenant (rekening houdend met indexatie).

Dat X de verplichting voelt om veel hogere betalingen te doen dan in eerste instantie was overeengekomen, maakt naar het oordeel van de Rechtbank niet dat sprake is van een morele verplichting als bedoeld in artikel 6.3, lid 1, onderdeel f, Wet IB 2001.

Het bedrag aan aftrekbare uitgaven voor onderhoudsverplichtingen wordt bepaald op € 300 per maand vermeerderd met indexatie.

Slechts in zoverre is het beroep gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
29 maart 2024
Rolnummer
23/3070
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:4572
NLF-nummer
NLF 2024/1311
Aflevering
4 juni 2024
bwbr0011353&artikel=6.3,bwbr0011353&artikel=6.3

Naar de bovenkant van de pagina