Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(9)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(2)

Samenvatting

Het Letse bedrijf Veloserviss (hierna: X) heeft in 2007 fietsen uit Cambodja in de Europese Unie geïmporteerd om ze aldaar in het vrije verkeer te brengen. Overeenkomstig het certificaat van oorsprong dat door de Cambodjaanse regering was afgegeven, heeft X in Letland geen douanerechten of btw betaald. Daar was de Letse belastingdienst het na een controle achteraf in 2008 ook mee eens.

In 2010 heeft de belastingdienst informatie ontvangen van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), waaruit bleek dat het door de Cambodjaanse regering voor de betrokken goederen afgegeven certificaat van oorsprong niet voldeed aan het Unierecht. Op basis van deze informatie heeft de belastingdienst een tweede controle achteraf uitgevoerd en vastgesteld dat die goederen ten onrechte van douanerechten en btw waren vrijgesteld. Bijgevolg heeft de belastingdienst X alsnog gelast om douanerechten en btw, vermeerderd met vertragingsrente, te betalen.

Het Hof van Justitie (10 september 2010, C-427/14 (Veloserviss), EU:C:2015:803) heeft beslist dat artikel 78, lid 3, CDW verhindert dat de douaneautoriteiten nogmaals een controle achteraf mogen verrichten, zoals de Letse belastingregeling dit mogelijk maakt. De vraag die toen open is blijven staan is of X, onder aanvoering van zijn goede trouw, zich kan verzetten tegen het achteraf heffen van douanerechten en btw.

Volgens het Hof van Justitie (hierna: HvJ) moet hiervoor aan drie cumulatieve voorwaarden worden voldaan. Allereerst moet inning van deze rechten achterwege zijn gebleven ten gevolge van een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf, vervolgens moet die vergissing van dien aard zijn dat een belastingschuldige te goeder trouw deze redelijkerwijze niet had kunnen ontdekken, en ten slotte moet laatstbedoelde voor zijn douaneaangifte aan alle geldende voorschriften hebben voldaan. Het staat aan de verwijzende rechter om aan de hand van alle concrete elementen van het hoofdgeding te beoordelen of in casu aan die drie voorwaarden is voldaan. Voorts geeft het HvJ in verband met het voorgaande aan hoe de van OLAF ontvangen informatie hierin moet worden betrokken.

Aanleiding tot het arrest

Enkele jaren na het in het vrije verkeer brengen van fietsen met certificaat van oorsprong uit Cambodja ontdekte het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) van de Europese Commissie dat het certificaat van oorsprong ten onrechte was afgegeven. De oorsprong van grondstoffen was tegenover de Cambodjaanse autoriteiten niet bewezen aan de hand van zogenoemde formulieren A, maar aan de hand van andere formulieren. Dit was in strijd met artikel 72bis van het toen geldende UCDW. Voorts bleek dat door de exporteur onjuiste of onvolledige informatie was verstrekt aan de Cambodjaanse autoriteiten. De importeur was hier niet van op de hoogte, en was hier ook niet verantwoordelijk voor. Uit de omstandigheden van de zaak bleek dat belanghebbende niet objectief kon weten dat de bevoegde autoriteiten onjuiste certificaten formulier A hadden afgegeven.

De Letse belastingdienst vorderde bij besluit van 20 april 2010 betaling van douanerechten en btw. Het in het arrest genoemde besluit van 23 juli 2010 is blijkens de verwijzingsuitspraak de uitspraak op bezwaar.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HvJ
Datum instantie
16 maart 2017
Rolnummer
C‑47/16
ECLI
ECLI:EU:C:2017:220
Auteur(s)
mr. dr. A.E. Spiessens
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2017/0740
Aflevering
6 april 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB399
bwbr-commun&artikel=78

Naar de bovenkant van de pagina