Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak procedeert een BV tegen een opgelegde vergrijpboete. Het Hof heeft geoordeeld dat het aan grove schuld van de BV is te wijten dat te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen is afgedragen en dat de inspecteur daarom terecht een vergrijpboete heeft opgelegd. Tegen dit oordeel heeft de BV cassatieberoep ingesteld.
De BV betoogt dat het Hof niet is ingegaan op de door haar in het hoger beroepschrift aangevoerde stellingen met betrekking tot de door haar ingeschakelde adviseur. De BV heeft daarbij gesteld dat zij een totaal gebrek aan fiscale kennis heeft en dat zij daarom een deskundig adviseur heeft ingeschakeld, dat zij erop mocht vertrouwen dat haar deskundige adviseur zorg zou dragen voor een correcte (loon)administratie en dat niets erop wijst dat de adviseur in het verleden (soortgelijke) fouten heeft gemaakt, zodat van haar geen extra mate van oplettendheid hoefde te worden verwacht.
De Hoge Raad stelt vast dat de inspecteur deze feitelijke stellingen niet heeft weersproken. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 13 februari 2009, nr. 07/12891, LJN BH2586, BNB 2009/114, kan onder die omstandigheden daarom niet worden aangenomen dat het aan grove schuld van de BV is te wijten dat zij te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen heeft afgedragen, aldus de Hoge Raad. De boetebeschikking wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2000 - 2004
Instantie
HR
Datum instantie
23 september 2011
Rolnummer
10.01841
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT2215
bwbid=bwbr0&artikel=67f

Naar de bovenkant van de pagina