Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(3)
- Jurisprudentie
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur(2)
- Recent(2)
Samenvatting
Op dinsdag 31 maart 2020 is de Beleidsregel Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS, hierna ook: de beleidsregel) in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 27 maart 2020. Het doel van de TOGS is om ondernemingen die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als gevolg van de overheidsmaatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19, te ondersteunen in hun vaste kosten. Gedupeerde ondernemingen uit de sectoren opgenomen in de bijlage bij de beleidsregel kunnen een eenmalige tegemoetkoming van € 4.000 ontvangen, als zij verwachten gedurende de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 een omzetverlies van ten minste € 4.000 te lijden en ten minste € 4.000 aan vaste lasten verwachten te hebben, ook na gebruik van andere door de overheid beschikbaar gestelde steunmaatregelen in het kader van de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
De enige manier om zo veel mogelijk ondernemers in deze crisis snel van een tegemoetkoming te voorzien, is deze geautomatiseerd, langs eenvoudige beslisregels en op basis van objectieve maatstaven toe te kennen. In de beleidsregel is daarom onder meer gebruikgemaakt van SBI-codes op een vastgestelde peildatum (15 maart 2020). Gelet op de criteria die zijn gehanteerd bij het bepalen van de SBI-codes die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming en op basis van voortschrijdend inzicht is in de Kamerbrief van 12 juni 2020 over de stand van zaken met betrekking tot de TOGS (DGBI-O/20164871) een aantal rechtzettingen aangekondigd voor wat betreft sectoren die niet volledig gedekt bleken door de al in de beleidsregel opgenomen SBI-codes. Met onderhavige wijziging van de beleidsregel (Stcrt. 2020, 33950 van 24 juni 2020) worden de SBI-codes van de betreffende sectoren toegevoegd aan de bijlage bij de beleidsregel, waardoor ondernemingen uit deze sectoren alsnog in aanmerking komen voor een tegemoetkoming indien zij tevens voldoen aan de overige bij de beleidsregel gestelde algemene voorwaarden en sectorspecifieke voorwaarden.
Per sector wordt nader toegelicht waarom het gerechtvaardigd is deze toe te voegen aan de beleidsregel en – waar van toepassing – wat de sectorspecifieke voorwaarden zijn om in aanmerking te komen.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij is geplaatst en werkt terug tot en met 12 juni 2020. Hier is voor gekozen om te borgen dat ondernemingen uit de toegevoegde sectoren zo spoedig mogelijk een tegemoetkoming kunnen aanvragen.
BRON
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 33950
24 juni 2020
Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 21 juni 2020, nr. WJZ/ 20168305, tot wijziging van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 in verband met enkele rechtzettingen
De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluiten:
ARTIKEL I
De Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 wordt als volgt gewijzigd: A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
gedupeerde onderneming met een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum: gedupeerde onderneming die op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 88.10.2, 88.99.3 of 88.99.9 van de Standaard Bedrijfsindeling, en een dorpshuis, gemeen- schapshuis of wijkcentrum exploiteert;
gedupeerde vervaardigende onderneming met een retailwinkel: gedupeerde onderneming die op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 10.71, 10.72, 11.05, 14.13, 14.19 of 74.10.2 van de Standaard Bedrijfsindeling, en een fysieke retailwinkel exploiteert;.
2. In de begripsomschrijving van ‘ambulante onderneming’ wordt na ‘49.32’ ingevoegd ‘, 50.10’.
3. In de begripsomschrijving van ‘direct gedupeerde onderneming’ wordt na ‘Standaard Bedrijfsinde- ling’ ingevoegd ‘, en zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd’.
B
In artikel 2 worden, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vijfde tot en met zevende lid, de volgende leden ingevoegd, luidende:
3. Indien de gedupeerde onderneming een gedupeerde onderneming met een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum is, komt deze alleen in aanmerking voor een tegemoetko- ming indien het te verwachten omzetverlies, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de te verwachten vaste lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend betrekking hebben op horeca activiteiten of activiteiten met betrekking tot zaalverhuur van de betreffende onderneming.
4. Indien de gedupeerde onderneming een gedupeerde vervaardigende onderneming met een retailwinkel is, komt deze alleen in aanmerking voor een tegemoetkoming indien het te verwachten omzetverlies, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de te verwachten vaste lasten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend betrekking hebben op de activiteiten van de onderneming voor de retailwinkel.
C
Aan artikel 4, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:
l. voor zover het een gedupeerde onderneming met een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum betreft: een verklaring dat het te verwachten omzetverlies, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en de te verwachten vaste lasten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, uitsluitend betrekking hebben op zijn horeca activiteiten of zijn activiteiten met betrekking tot zaalverhuur;
m. voor zover het een gedupeerde vervaardigende onderneming met een retailwinkel betreft: een verklaring dat het te verwachten omzetverlies, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en de te verwachten vaste lasten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, uitsluitend betrekking hebben op zijn activiteiten met betrekking tot de retailwinkel.
D
Aan artikel 6, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:
e. voor zover het een gedupeerde onderneming met een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum betreft: bewijsstukken waaruit blijkt waar de verklaring, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel l, op gebaseerd is, zoals een kopie van de omzetgegevens uit de boekhouding of van de aangifte van de omzetbelasting over 2019 of 2020;
f. voor zover het een gedupeerde vervaardigende onderneming met een retailwinkel betreft: bewijsstukken waaruit blijkt waar de verklaring, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel m, op gebaseerd is, zoals een kopie van de omzetgegevens uit de boekhouding of van de aangifte van de omzetbelasting over 2019 of 2020.
E
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. Na tabel 1c wordt een tabel ingevoegd, luidende:
Tabel 1d. Direct gedupeerde ondernemingen (vierde tranche)
Omschrijving activiteit |
SBI-code |
Nadere clausulering |
Vervaardiging van brood en vers banket- bakkerswerk |
10.71 |
Alleen voor zover de onderneming een fysieke retailwinkel exploiteert |
Vervaardiging van beschuit en koekjes en van ander houdbaar banketbakkerswerk |
10.72 |
Alleen voor zover de onderneming een fysieke retailwinkel exploiteert |
Vervaardiging van bier |
11.05 |
Alleen voor zover de onderneming een fysieke retailwinkel exploiteert |
Vervaardiging van overige bovenkleding |
14.13 |
Alleen voor zover de onderneming een fysieke retailwinkel exploiteert |
Vervaardiging van baby- en sportkleding en kledingaccessoires |
14.19 |
Alleen voor zover de onderneming een fysieke retailwinkel exploiteert |
Handel in en reparatie van caravans |
45.19.4 |
|
Supermarkten en dergelijke winkels met een algemeen assortiment voedings- en genotmiddelen |
47.11 |
Alleen voor zover de onderneming voor zijn omzet afhankelijk is van en gevestigd op of nabij een camping, studentencampus, transportterminal, station of recreatieterrein |
Winkels in medische en orthopedische artikelen |
47.74.2 |
Alleen voor zover de onderneming een audicien betreft |
Zee- en kustvaart (passagiersvaart en veerdiensten) |
50.10 |
|
Reclamebureaus |
73.11 |
Alleen voor zover de onderneming een standbouwer betreft |
Industrieel en productontwerp |
74.10.2 |
Alleen voor zover de onderneming een fysieke retailwinkel exploiteert |
Welzijnswerk voor ouderen |
88.10.2 |
Alleen voor zover de onderneming een dorpshuis, gemeen- schapshuis of wijkcentrum exploiteert |
Lokaal welzijnswerk |
88.99.3 |
Alleen voor zover de onderneming een dorpshuis, gemeen- schapshuis of wijkcentrum exploiteert |
Overig maatschappelijk advies, gemeen- schapshuizen en samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn |
88.99.9 |
Alleen voor zover de onderneming een dorpshuis, gemeen- schapshuis of wijkcentrum exploiteert |
2. In tabel 3 wordt na de rij met:
Omschrijving activiteit Module 3 |
SBI-code |
Nadere clausulering |
een rij ingevoegd, luidende:
Tandtechnische bedrijven |
32.50.1 |
ARTIKEL II
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscou- rant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 12 juni 2020.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 juni 2020
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
Op dinsdag 31 maart 2020 is de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren (TOGS, hierna: de beleidsregel) in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 27 maart 2020. Het doel van de TOGS is om ondernemingen die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoe- ring door het wegblijven van de consument als gevolg van de overheidsmaatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19, te ondersteunen in hun vaste kosten. Gedupeerde ondernemingen uit de sectoren opgenomen in de bijlage bij de beleidsregel kunnen een eenmalige tegemoetkoming van € 4.000 ontvangen, als zij verwachten gedurende de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 een omzetverlies van ten minste € 4.000 te lijden en ten minste € 4.000 aan vaste lasten verwachten te hebben, ook na gebruik van andere door de overheid beschikbaar gestelde steunmaatregelen in het kader van de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
De enige manier om zo veel mogelijk ondernemers in deze crisis snel van een tegemoetkoming te voorzien, is deze geautomatiseerd, langs eenvoudige beslisregels en op basis van objectieve maatstaven toe te kennen. In de beleidsregel is daarom onder meer gebruik gemaakt van SBI-codes op een vastgestelde peildatum (15 maart 2020). Gelet op de criteria die zijn gehanteerd bij het bepalen van de SBI-codes die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming en op basis van voortschrij- dend inzicht is in de Kamerbrief van 12 juni 2020 over de stand van zaken met betrekking tot de TOGS1 een aantal rechtzettingen aangekondigd voor wat betreft sectoren die niet volledig gedekt bleken door de al in de beleidsregel opgenomen SBI-codes. Met onderhavige wijziging van de beleidsregel worden de SBI-codes van de betreffende sectoren toegevoegd aan de bijlage bij de beleidsregel, waardoor ondernemingen uit deze sectoren alsnog in aanmerking komen voor een tegemoetkoming indien zij tevens voldoen aan de overige bij de beleidsregel gestelde algemene voorwaarden en sectorspeci- fieke voorwaarden.
Hieronder wordt per sector nader toegelicht waarom het gerechtvaardigd is deze toe te voegen aan de beleidsregel en – waar van toepassing – wat de sectorspecifieke voorwaarden zijn om in aanmerking te komen.
2. Uitbreiding doelgroep en aanvullende voorwaarden specifieke sectoren
2.1. Retailsector
Op 16 april 2020 is de beleidsregel aangepast (Stcrt. 2020, 22337). Met deze wijziging is de non-food retail met terugwerkende kracht tot en met 30 maart 2020 aan de lijst met SBI-codes in bijlage 1 bij de beleidsregel toegevoegd. Met deze wijziging is ook met terugwerkende kracht tot 15 april 2020 de food-retail aan de lijst van getroffen sectoren toegevoegd. Ondernemers in de retail-sector zien hun inkomsten sterk teruglopen als direct gevolg van de kabinetsaanwijzing om 1,5 meter afstand te houden en zoveel mogelijk thuis te blijven, omdat consumenten daardoor wegblijven. Echter is gebleken dat per abuis een groep ondernemers uit de retailsector in deze aanpassing niet is meegeno- men.
Gedupeerde vervaardigende ondernemingen met een retailwinkel
Een aantal ondernemers dat zich richt op de vervaardiging en/of het ontwerp van producten, richt zich daarnaast ook direct op de verkoop hiervan aan consumenten in een winkel (een ‘retailwinkel’). In sommige gevallen staan deze ondernemingen in het handelsregister echter alleen ingeschreven onder hun vervaardigende activiteit. Daarom is besloten om ook ondernemers met de SBI-codes 10.71, 10.72, 11.05, 14.13, 14.19 of 74.10.2 (vervaardiging van brood, banketbakkerswerk, bier, kleding en andere producten) in aanmerking te laten komen voor een tegemoetkoming, indien zij tevens een fysieke retailwinkel exploiteren (middels artikel I, onderdeel E, onder 1, van onderhavige beleidsregel met de nadere clausulering toegevoegd aan de SBI-codes, opgenomen in bijlage 1 bij de beleidsre- gel). Deze zogenaamde gedupeerde vervaardigende ondernemingen met een retailwinkel (begripsbe- paling toegevoegd aan artikel 1 van de beleidsregel middels artikel I, onderdeel A, onder 1, van deze wijzigingsbeleidsregel) dienen bij de aanvraag een verklaring af te geven dat ze een winkel hebben.
Dit om te voorkomen dat ondernemers die niet direct getroffen worden door de kabinetsmaatregelen aanspraak maken op de tegemoetkoming. Daarnaast komen gedupeerde vervaardigende ondernemin- gen met een retailwinkel alleen in aanmerking indien het te verwachten omzetverlies en de te verwachten vaste lasten betrekking hebben op de activiteiten van de onderneming voor de betref- fende retailwinkel (zie het nieuwe artikel 2, vierde lid, van de beleidsregel, aangepast middels artikel I, onderdeel B, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel). De tegemoetkoming is immers alleen en uitsluitend bedoeld als tegemoetkoming voor het verwachte omzetverlies en de verwachte vaste lasten die betrekking hebben op de activiteiten van de onderneming met betrekking tot de retailwinkel. Over het te verwachten omzetverlies en de te verwachten vaste lasten met betrekking tot de activitei- ten voor de retailwinkel dient de onderneming bij aanvraag een verklaring aan te leveren (zie het nieuwe artikel 4, tweede lid, onderdeel m, van de beleidsregel, aangepast middels artikel I, onderdeel C, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel). Bij een controle achteraf kan de minister de betreffende onderneming om bewijsstukken vragen waaruit blijkt waarop deze verklaring gebaseerd is, zoals een kopie van de omzetgegevens uit de boekhouding of van de aangifte van de omzetbelasting over 2019 of 2020 (zie artikel 6, tweede lid, onderdeel f, van de beleidsregel, aangepast middels artikel I, onderdeel D, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel).
Supermarkten op campings, studentencampussen, transportterminals, stations en recreatieterreinen
Daarnaast is gebleken dat ‘supermarkten en dergelijke winkels met een algemeen assortiment voedings- en genotmiddelen’ op campings, studentencampussen, transportterminals, stations of recreatieterreinen direct getroffen worden door kabinetsmaatregelen. Deze ondernemers zijn volledig afhankelijk van locaties of activiteiten die door de maatregelen zijn verboden of ontraden. Daarom is SBI-code 47.11 in bijlage 1 bij de beleidsregel opgenomen (artikel I, onderdeel E, onder 1, van deze wijzigingsbeleidsregel), met daarbij als nadere specificatie dat alleen ondernemingen die voor hun omzet afhankelijk zijn van en gevestigd op of nabij een camping, studentencampus, transportterminal, station of recreatieterrein in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Zo wordt geborgd dat alleen supermarkten die getroffen zijn door kabinetsmaatregelen, in aanmerking komen. Bij hun aanvraag dienen de betreffende ondernemers te verklaren dat zij voor hun omzet afhankelijk zijn van en gevestigd zijn op of nabij een camping, studentencampus, transportterminal, station of recreatieter- rein.
Audiciens
Audiciens zijn sterk gelieerd aan de reeds in de beleidsregel opgenomen sector opticiens (SBI-code 47.78.2), en zijn net als opticiens ook direct getroffen door de kabinetsmaatregelen. Per abuis was deze groep echter niet opgenomen in de beleidsregel. Audiciens blijken te vallen onder de bredere SBI-code 47.74.2. Daarom is in tabel 1d een nadere clausulering opgenomen dat de ondernemingen uit deze SBI-code alleen in aanmerking komen voor zover het een audicien betreft. Dit dient de ondernemer bij aanvraag dan ook te verklaren.
In tabel 3, met betrekking tot gedupeerde zorgondernemingen, was eveneens de SBI-code 47.74.2 al opgenomen, maar daarbij is een nadere clausulering opgenomen dat het alleen ondernemingen betreft die een thuiszorgwinkel hebben. Zo komen onder SBI-code 47.74.2 nu dus twee soorten ondernemers in aanmerking voor een tegemoetkoming: audiciens, als direct gedupeerde ondernemin- gen, en thuiszorgwinkels, als gedupeerde zorgondernemingen (waarbij voor deze laatste categorie tevens sectorspecifieke voorwaarden gelden, opgenomen in de artikelen 2, zesde lid (nieuw), 4, tweede lid, onderdeel k, en 6, tweede lid, onderdeel d, van de beleidsregel).
Ondernemers in handel en reparatie van caravans
Vanwege het negatieve reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden ondernemers in de handel en reparatie van caravans direct getroffen en zien zij hun omzet sterk terugvallen door het wegblijven van consumenten. Het is daarom evident dat deze ondernemers met de SBI-code 45.19.4 ook voor de tegemoetkoming in aanmerking moeten komen. Daarom wordt de SBI-code 45.19.4 toegevoegd aan bijlage 1 bij de beleidsregel (artikel I, onderdeel E, onder 1, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel).
2.2. Overige rechtzettingen
Zee- en kustvaart
Met de aanpassing van de beleidsregel op 16 april j.l. is de SBI-code 50.30, ‘binnenvaart (passagiers- vaart en veerdiensten)’ toegevoegd aan de lijst getroffen sectoren van de beleidsregel. Deze onderne- mers zijn actief in de recreatiesector en zijn door kabinetsmaatregelen direct getroffen, bijvoorbeeld door de 1,5 meter eis en het verbod op bijeenkomsten. Ondernemers die vergelijkbare activiteiten uitoefenen in de buitenvaart zijn bij de aanpassing destijds niet meegenomen. Met artikel I, onderdeel E, onder 1, van deze wijzigingsbeleidsregel, wordt de SBI-code 50.10, ‘zee-en kustvaart’, in lijn der redelijkheid, ook toegevoegd aan de lijst getroffen sectoren. Daarnaast is deze sector opgenomen als ambulante onderneming (zie artikel I, onderdeel A, onder 2, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel), aangezien kenmerkend voor deze ondernemingen is dat zij hun bedrijfsactiviteiten niet uitoefenen vanuit een vaste vestiging, maar met ambulante bedrijfsmiddelen, die voor hoge vaste kosten zorgen. Voor ambulante ondernemingen geldt de vestigingseis, opgenomen in de begripsbepaling van gedupeerde onderneming (ten minste één vestiging met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de ondernemingen dan wel een vestiging die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de onderneming met een eigen opgang of toegang) niet.
Tandtechnische bedrijven
Een vergelijkbare correctie wordt doorgevoerd door ‘tandtechnische bedrijven’ met de SBI-code 32.50.1 op te nemen in de lijst van in aanmerking komende sectoren. De code van de tandtechnici is sterk gelieerd aan de code 86.23.2 ‘praktijken van tandheelkundig specialisten’. Tandtechnische bedrijven moeten aan de eerdergenoemde eisen voldoen die gelden voor gedupeerde zorgonderne- mers.
Standbouwers
Standbouwers zijn onderdeel van de evenementensector en zien hun omzet sterk teruglopen door het verbod op en beperkingen van bijeenkomsten. Deze ondernemers blijken echter niet onder een (reeds in bijlage 1 van de beleidsregel opgenomen) evenementen-code te vallen, maar geregistreerd te staan onder de SBI-code 73.11, ‘Reclamebureaus’. Omdat zij als onderdeel van de evenementensector direct worden getroffen door het verbod op bijeenkomsten en evenementen, is besloten deze groep toe te voegen aan de lijst van direct gedupeerde ondernemingen. Aangezien verschillende bedrijfsactivitei- ten onder de SBI-code vallen, is als nadere specificatie opgenomen dat de onderneming een stand- bouwer moet zijn (artikel I, onderdelen A, onder 3, en E, onder 1, van onderhavige wijzigingsbeleidsre- gel). De onderneming die een tegemoetkoming aanvraagt onder SBI-code 73.11 dient bij aanvraag te verklaren ‘standbouw’ als bedrijfsactiviteit te hebben.
Dorpshuizen, wijkcentra en gemeenschapshuizen
Op 26 mei 2020 zijn twee moties aangenomen van de leden Moorlag en Futselaar. De motie van het lid Moorlag2 verzoekt de regering de dorpshuizen en de wijkcentra onder de werkingssfeer van de TOGS te brengen. In de motie van het lid Futselaar3 wordt het kabinet verzocht ‘de TOGS-regeling uit te breiden zodat deze ook beschikbaar komt voor dorps-en buurthuizen’. Dorpshuizen, gemeenschaps- huizen en wijkcentra zijn in sommige gevallen eveneens direct getroffen door de kabinetsmaatregelen, namelijk wanneer zij horeca activiteiten ontplooien of zalen verhuren voor evenementen en bijeen- komsten. Zij zien inkomsten uit deze activiteiten terugvallen door het verbod en de beperking op bijeenkomsten. Aangezien de dorpshuizen en wijkcentra versnipperd zijn over de SBI-codes 88.10.2,
88.99.3 en 88.99.9 is ervoor gekozen deze codes op te nemen in de beleidsregel (artikel 1, onderdeel E, onder 1, van deze wijzigingsbeleidsregel), met daarbij als nadere specificatie dat alleen dorpshuizen, gemeenschapshuizen of wijkcentra in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Deze zoge- naamde gedupeerde ondernemingen met een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum (zie toevoeging van de begripsbepaling in artikel 1 van de beleidsregel, middels artikel I, onderdeel A, onder 1, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel) dienen bij aanvraag te verklaren dat zij een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum exploiteren. Daarnaast komen gedupeerde ondernemin- gen met een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum alleen in aanmerking indien het te verwachten omzetverlies en de te verwachten vaste lasten betrekking hebben op de horeca activiteiten of activiteiten met betrekking tot zaalverhuur van de onderneming (zie het nieuwe artikel 2, derde lid, van de beleidsregel, aangepast middels artikel I, onderdeel B, van onderhavige wijzigingsbeleidsre- gel). De tegemoetkoming is immers alleen en uitsluitend bedoeld als tegemoetkoming voor het verwachte omzetverlies en de verwachte vaste lasten die betrekking hebben op die activiteiten. Over het te verwachten omzetverlies en de te verwachten lasten met betrekking tot de horeca activiteiten of activiteiten met betrekking tot zaalverhuur van de onderneming, dient de onderneming bij aanvraag een verklaring aan te leveren (zie het nieuwe artikel 4, tweede lid, onderdeel l, van de beleidsregel, aangepast middels artikel I, onderdeel C, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel). Bij een controle achteraf kan de minister de gedupeerde onderneming om bewijsstukken vragen waaruit blijkt waarop deze verklaring gebaseerd is, zoals een kopie van de omzetgegevens uit de boekhouding of van de aangifte van de omzetbelasting over 2019 of 2020 (zie artikel 6, tweede lid, onderdeel e, van de beleidsregel, aangepast middels artikel I, onderdeel D, van onderhavige wijzigingsbeleidsregel).
3. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst en werkt terug tot en met 12 juni 2020 (artikel II van deze wijzigingsbeleids- regel). Hier is voor gekozen, om te borgen dat ondernemingen uit de toegevoegde sectoren zo spoedig mogelijk een tegemoetkoming kunnen aanvragen. In dit verband wordt opgemerkt dat het toevoegen van de sectoren een begunstigend karakter heeft.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer