Beslissing van 30 mei 2024 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van bedrijf 1 Holding B.V., gevestigd te vestigingsplaats, hierna te noemen: verzoekster, gemachtigde: gemachtigde (bedrijf 2 Consultancy B.V.), strekkende tot de wraking van mr. E. Kouwenhoven, rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.
1. De procedure
1.1. Namens verzoekster is op 13 mei 2024 een schriftelijk wrakingsverzoek met bijlagen ingediend. Het verzoek is ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 15 mei 2024.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/8429 tussen verzoekster en de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk (hierna: de hoofdzaak).
2.2. Het wrakingsverzoek luidt als volgt:
“Meld nogmaals dat ik morgenvroeg absoluut fysiek verhinderd ben om de onderhavige zitting bij te wonen. Alleen voor dit dossier ontvang ik van u een formele schriftelijke oproepDe redenen heb ik u reeds meerdere malen vermeld onder overlegging van de nodige schriftelijk vastgelegde bewijsmaterialen.U weigert mij tot op dit moment te berichten dat een en ander -zoals te doen gebruikelijk- digitaal kanworden afgewikkeld.Evenmin verleent u een (kort durend) uitstel.WRAAK nu (u én) de behandelend rechter: hebt u voor mij een exemplaar van dc wrakingsprocedure teuwent én wie kan ik op deze korte termijn te dien aanzien nog succesvol benaderen?Graag asap digitaal en mondelinge behandeling van dit wrakingsverzoek, dat ik overweeg om nog uit tebreiden met een meervoudige c.q. meerledige klacht. (…)”
3. De beoordeling
Ten aanzien van de wraking van de rechter
3.1. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2. Naar de wrakingskamer uit het wrakingsverzoek begrijpt is verzoekster van mening dat de rechter vooringenomen is, omdat hij weigert de hoofdzaak digitaal af te wikkelen en hij ook geen uitstel verleent, terwijl de gemachtigde van verzoekster absoluut verhinderd is om de geplande zitting in de hoofdzaak fysiek bij te wonen.
3.3. Een beslissing om een zitting al dan niet digitaal te laten plaatsvinden en ook een beslissing om al dan niet uitstel te verlenen zijn procedurele beslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat het ontbreken van een motivering van een beslissing, zoals hier aan de orde, grond kan vormen voor wraking. Gelet hierop en op het ontbreken van andere feiten of omstandigheden waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
Ten aanzien van de wraking van de griffier
3.4. Uit artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de hoofdzaak behandelt. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de griffier is dus geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet en verzoekster zal daarom ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
Wrakingsverbod
3.5. Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat [gemachtigde] recent meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend, die niet tot gegrondverklaring hebben geleid en buiten zitting zijn afgedaan (met kenmerken C/09/662473 / KG RK 24-331, C/09/662487 / KG RK 24-334, C/09/662693 / KG RK 24-348, C/09/662703 / KG RK 24-351 en C/09/665588 / KG RK 24-623). Gezien deze wrakingsverzoeken die [gemachtigde] indient en de onderbouwing daarvan, concludeert de wrakingskamer dat hij het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan het frustreren van de voortgang van de procedures. Daarmee is sprake van misbruik. Gelet hierop ziet de wrakingskamer aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak dat wordt ingediend door [gemachtigde] als gemachtigde van verzoekster niet meer in behandeling genomen zal worden.
Buiten zitting
3.6. Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. wijst het verzoek tot wraking voor zover het is gericht tegen de rechter af;
4.2. verklaart het verzoek tot wraking voor zover het is gericht tegen de griffier niet-ontvankelijk;
4.3. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak dat wordt ingediend door [gemachtigde] niet in behandeling zal worden genomen;
4.5. beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
- verzoekster p/a haar gemachtigde [gemachtigde] ;
- de wederpartij in de hoofdzaak;
- de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.