Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(12)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In de verwijzingsuitspraak van Hof Den Bosch van 20 februari 2018 (NLF 2018/0689, met noot van Jaeger) naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 (15/01348, ECLI:NL:HR:2015:3600) heeft het Hof de erfgenamen van een vermeende zwartspaarder (hierna: erflater) met buitenlandse banktegoeden in het gelijk gesteld. Zij zijn opgekomen tegen navorderingsaanslagen die de Belastingdienst aan erflater heeft opgelegd. De Belastingdienst baseerde zich hierbij op informatie van een anonieme tipgever. Deze tipgever had tegen betaling namen en rekeningnummers verstrekt van Nederlanders met tegoeden bij in Luxemburg gevestigde banken.

Het verwijzingshof heeft het van de tipgever verkregen bewijsmateriaal beoordeeld als zijnde betrouwbaar. Verder heeft het Hof geoordeeld dat de tipgever de documenten heeft verduisterd en dat de verkrijging van het materiaal door de Belastingdienst heling is. Volgens het Hof hangt het van de door de Belastingdienst gemaakte belangenafweging af of dit tot uitsluiting van het bewijsmateriaal moet leiden. Mede vanwege het beperkte inzicht dat de Inspecteur daarover heeft verschaft, heeft het Hof aangenomen dat de belangenafweging ernstig tekort is geschoten. Al met al druist de verkrijging van het bewijsmateriaal naar zijn oordeel zozeer in tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik ervan onder alle omstandigheden ontoelaatbaar is.

De staatssecretaris van FinanciĂ«n heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het verwijzingshof. Hij klaagt onder meer over de uitsluiting van het van de tipgever verkregen bewijsmateriaal en de redenen die het Hof daarvoor heeft gegeven.

Volgens A-G IJzerman is de overeenkomst tussen de tipgever en de Belastingdienst niet dermate onrechtmatig te achten dat het verkregen materiaal als bewijs zou moeten worden uitgesloten. Ten eerste wijst hij erop dat de Hoge Raad eerder heeft beslist dat bewijsmateriaal mag worden gebruikt dat particulieren door diefstal of verduistering hebben verkregen. Ten tweede is het de overheid volgens de A-G niet zonder meer verboden particulieren te betalen voor fiscaal relevante informatie. Ten derde staat vast dat de Belastingdienst niet zelf actief bewijsmateriaal is gaan zoeken en verzamelen bij buitenlandse banken. Ook wijst de A-G erop dat uit de uitspraak van het Hof niet valt op te maken dat erfgenamen in enig beschermenswaardig belang zijn geschaad.

Overigens meent de A-G dat het Hof, na verwijzing, is getreden buiten de opdracht ingevolge het verwijzingsarrest door, op eigen initiatief, nader te toetsen aan het ‘zozeer indruist’-criterium.

De erfgenamen komen volgens de A-G tevergeefs op tegen het oordeel van het Hof dat de informatie van de tipgever betrouwbaar is.

De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond dient te worden verklaard en het incidenteel beroep van de erfgenamen ongegrond.

Een nieuwe episode in de tipgeverszaak. Voor de tweede maal bevindt deze zaak zich bij de Hoge Raad. Aan de thematiek van het al dan niet bruikbaar zijn van het van de tipgever ontvangen materiaal besteed ik in deze noot geen aandacht. Deze kwestie is inmiddels al wel van alle juridische kanten belicht.

In het laatste onderdeel (paragraaf 9) van zijn conclusie werpt A-G IJzerman de vraag op of het Hof na verwijzing met de toetsing aan het ‘zozeer indruist’-criterium buiten de door de Hoge Raad geformuleerde opdracht is getreden. Deze vraag dient volgens de A-G bevestigend te worden beantwoord. Naar zijn opvatting had het Hof na de beoordeling of het van de tipgever verkregen bewijs betrouwbaar is, hetgeen naar het oordeel van het Hof zo is, een streep dienen te trekken. Het Hof heeft vanaf r.o. 4.19 evenwel vervolgens onderzocht of het bewijsmateriaal van gebruik dient te worden uitgesloten. Dat lijkt de A-G ‘formeel niet toelaatbaar binnen de gegeven bewijsopdracht’.

Interpreteren van een opdracht

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1997-2000
Instantie
A-G
Datum instantie
25 maart 2019
Rolnummer
18/01347
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:295
Auteur(s)
mr. A.M.E. Nuyens
De Bont advocaten/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2019/1115
Aflevering
16 mei 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2480
bwbr0005537&artikel=8:31,bwbr0005537&artikel=8:31

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid