Samenvatting
X (belanghebbende) heeft zijn auto geparkeerd voor de deur van een woning waar hij een verjaardagsfeest bezocht. Hij heeft zijn gastheer gevraagd om zijn auto in de parkeerapp te registreren. Volgens X is er een storing in het systeem geweest en duurde het daardoor vijftien minuten voordat zijn auto werd geregistreerd. In de tussentijd is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat X zelf verantwoordelijk is voor het betalen van parkeergeld en dat hij daar te lang over heeft gedaan. Voor de deur van de woning stond een parkeerautomaat en hij had daarvan gebruik moeten maken toen bleek dat registratie in de parkeerapp niet lukte. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
BRON
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2024 in de zaak tussen
eiser, uit woonplaats, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar (gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).
Zitting
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen, hoewel hij met een aangetekende brief voor de zitting is uitgenodigd. De brief is door eiser afgehaald op 21 maart 2024 en eiser is dus behoorlijk opgeroepen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Motivering
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 8 oktober 2022 om 10:44 uur stond het voertuig met het kentekennummer [nummer] (de auto) geparkeerd aan de [adres] in [woonplaats] . Deze parkeerplaats is op grond van de toepasselijke gemeentelijke regelgeving aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Met een scanauto heeft de heffingsambtenaar geconstateerd op het hiervoor genoemde moment de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Dat was evenmin het geval bij een handmatige nacontrole om 10:52 uur.
2. Aan de kentekenhouder van genoemd voertuig ( [naam] B.V.) is op 11 oktober 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, bestaande uit € 2,57 parkeerbelasting en € 66,50 kosten naheffing. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt en was daartoe ook bevoegd als feitelijk parkeerder van genoemd voertuig. Met uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2022 is de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser vindt dat niet terecht en heeft daarom beroep ingesteld.
3. De bewijslast dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd, rust op de heffingsambtenaar. De rechtbank vindt dat de heffingsambtenaar hierin is geslaagd. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de plaats waar eiser feitelijk heeft geparkeerd is aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven en dat dit ook voldoende kenbaar was. Eiser zegt dat hij vanaf ongeveer 10:45 uur te gast was op een verjaardagsfeest, dat hij bij binnenkomst de bewoner/gastheer heeft gevraagd zijn auto aan te melden via een parkeerapp, dat er een storing was in de app en dat het de bewoner uiteindelijk om 10:59 uur lukte de auto aan te melden.
3.2. Verder vindt eiser dat hem geen redelijke termijn is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen en dat daarom de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. De rechtbank is dit niet met eiser eens. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
3.2.1. De vraag of een parkeerder een redelijke termijn is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uitgaande van de voor eiser meest gunstige lezing van de feiten, heeft hij de auto geparkeerd en is die enkele ogenblikken daarna gescand door de scanauto. Eiser heeft bij of kort na binnenkomst in de woning de bewoner/gastheer gevraagd zijn auto aan te melden via een parkeerapp. De bewoner/gastheer was op dat moment bezig de auto van een andere gast (op het verjaardagsfeest) te registreren. Vanwege door eiser gestelde problemen met de app lukte dat pas om 10:59 uur waarna de bewoner/gastheer diezelfde minuut de auto van eiser heeft geregistreerd.
3.2.2. Eiser is er als feitelijk parkeerder van de auto voor verantwoordelijk dat de verschuldigde parkeerbelasting wordt voldaan. Zelfs als het zo is dat er van een storing in het parkeerregistratiesysteem sprake was – wat door de heffingsambtenaar is bestreden – dan is het aan eiser om op enig moment ervoor te zorgen dat de parkeerbelasting op een andere geschikte wijze wordt betaald. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat eiser de auto nagenoeg voor de deur van de woning heeft geparkeerd en dat op steenworp afstand daarvan een parkeerautomaat staat. Een algemene termijn waarna een parkeerder naar een alternatief moet zoeken om ervoor te zorgen dat hij de parkeerbelasting tijdig voldoet is niet te geven. In dit geval vindt de rechtbank dat eiser daarvoor een te lange termijn (van in totaal 15 minuten) in acht heeft genomen. Eiser had, toen na enkele minuten bleek dat het voldoen van de parkeerbelasting via de parkeerapp niet lukte, ervoor kunnen en moeten kiezen de parkeerbelasting via de aanwezige parkeerautomaat te voldoen. Het is de rechtbank nergens uit gebleken dat eiser van die mogelijkheid geen gebruik had kunnen maken.
3.3. Eiser vindt dat hij door overmacht niet in staat was om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Van overmacht is volgens de huidige rechtspraak alleen sprake in een noodsituatie of spoedeisende situatie, waardoor iemand absoluut, feitelijk en fysiek, verhinderd is om parkeergeld te betalen. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat geen sprake was van zo’n overmachtsituatie. Eisers beroepsgrond slaagt daarom niet.
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 11 oktober 2022 met de uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2022 terecht heeft gehandhaafd.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier.