Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze WOZ-zaak was voor Hof Den Bosch de waarde van de woning van X (belanghebbende) niet meer in geschil. Wel was in geschil of de Heffingsambtenaar in de bezwaarfase de gevraagde stukken had moeten toezenden en of het inzagerecht van artikel 7:4, lid 2, Awb was geschonden.

Het Hof heeft geoordeeld dat de KOUDV- en liggingsfactoren moeten worden verstrekt op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ, en dat deze factoren ook als op de zaak betrekking hebbende stukken vallen onder artikel 7:4, lid 2, Awb. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet verplicht is om in de bezwaarfase bepaalde stukken toe te zenden, verwijzend naar artikel 7:4, lid 4, Awb.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Artikel 40, lid 2, Wet WOZ bevat een toezendverplichting wanneer daarom is verzocht, ook in de bezwaarfase. Het Hof heeft dit miskend. De Hoge Raad doet de zaak af. De uitspraak van het Hof wordt op dit punt vernietigd. De overige klachten van X doet de Hoge Raad af met toepassing van artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2020
Instantie
HR
Datum instantie
14 juni 2024
Rolnummer
23/03663
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:861
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2024/1487
Aflevering
25 juni 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6470
bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina