KG:210:2024:7 BCF; laadpaal
Publicatiedatum 11-07-2024, 15:42 | Laatste update 11-07-2024, 15:45 | Standpunt
Aanleiding
Een provincie koopt een elektrische dienstauto en een laadpaal aan om de auto op te kunnen laden. Deze laadpaal wordt bij een werknemer van de provincie geplaatst op diens thuisadres. De werknemer is uitsluitend werkzaam in de overheidssfeer van de provincie.
Zowel de dienstauto als de laadpaal mag de werknemer mede voor privé gebruiken zonder hiervoor een vergoeding aan de provincie te betalen. De omzetbelasting op de aanschaf- en onderhoudskosten van de auto en de laadpaal zijn in het geheel niet als voorbelasting in aftrek gebracht. Deze omzetbelasting is in beginsel op basis van artikel 3 van de Wet op het BTW-compensatiefonds (hierna: Wet BCF) compensabel.
Vraag
Heeft de provincie ondanks het privégebruik van de werknemer recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds voor de in rekening gebrachte omzetbelasting?
Antwoord
Ja, de provincie heeft ondanks het privégebruik van de werknemer recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds voor de in rekening gebrachte omzetbelasting. Het recht op een bijdrage wordt niet uitgesloten op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Wet BCF.
Beschouwing
De provincie hoeft als compensatiegerechtigde ten aanzien van personeelsvoorzieningen geen correctie toe te passen op de gecompenseerde omzetbelasting op 100% BCF-gelabelde goederen en diensten, die mede voor privé doeleinden worden gebezigd van werknemers.
Tot 2007 gold op grond van het toenmalige artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Wet BCF en artikel 1, onderdeel b respectievelijk artikel 2 Uitvoeringsbesluit BTW compensatiefonds (hierna: Besluit BCF) dat de omzetbelasting die drukte op de personeelsvoorzieningen niet voor compensatie in aanmerking kwam, tenzij de uitzonderingen van het Besluit BCF van toepassing waren (vergelijkbaar met de uitzonderingen in het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting 1968).
In het Besluit van de Minister van Financiën van 7 december 2006, nr. CPP2006/2794M (Stcrt. 2006, 246), keurt de staatssecretaris goed dat de uitsluiting van het voormalige artikel 4, eerste lid onderdeel b, Wet BCF, vooruitlopend op een wetswijziging per 1 januari 2007, in verband met administratieve lastenvermindering komt te vervallen.
In de nota van toelichting op het Besluit van 20 oktober 2008 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit BTW-compensatiefonds (Staatsblad 2008, 467) is in dit verband het volgende gesteld:
“Er bestaat daardoor voor een publiekrechtelijk lichaam of een regionaal openbaar lichaam geen beperking meer op het recht tot compensatie voor verstrekkingen aan hun personeel voor onder andere huisvesting, sportfaciliteiten en privévervoer.”