Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is in hoger beroep in de eerste plaats in geschil of de Wet rechtsherstel box 3 het volgens het Kerst-arrest vereiste rechtsherstel biedt (aanslag IB/PVV 2018).

Hof Den Haag oordeelt dat het aan belanghebbenden (erven X) geboden rechtsherstel onvoldoende is. De heffing volgens de Wet rechtsherstel box 3 leidt voor belanghebbenden nog steeds tot een buitenproportionele heffing die in strijd is met artikel 1 EP in samenhang met artikel 14 EVRM. Het Hof oordeelt vervolgens dat belanghebbenden door de box 3-heffing van in casu € 1.035 niet worden geconfronteerd met een individuele en buitensporige last.

De Inspecteur wordt opgedragen aan belanghebbenden wettelijke rente te vergoeden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de gedurende de beroepsfase aan belanghebbenden tussentijds gegeven verminderingsbeschikking 2018 en de opgelegde navorderingsaanslag 2018, alsmede met de te nemen verminderingsbeschikking als gevolg van het geboden rechtsherstel. De daarbij in aanmerking te nemen periode vangt aan op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde box 3-heffing en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling van de bedragen zoals vermeld in de verminderingsbeschikkingen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
21 februari 2024
Rolnummer
23/512
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:273
NLF-nummer
NLF 2024/0741
Aflevering
26 maart 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina