Samenvatting
C/C Vámügynöki Kft (hierna: X) heeft als indirecte douanevertegenwoordiger van importeur Best-Epil Kft twintig keer verschillende soorten groenten en fruit voor het vrije verkeer ingeklaard bij de Hongaarse belasting- en douanedienst. Hierbij heeft zij op basis van bewijzen van oorsprong, verzocht om preferentiële tariefbehandeling bij de heffing van de douanerechten. De goederen zijn in de meeste gevallen verzonden vanuit Albanië, Turkije of Kosovo, met als herkomstaanduiding Albanië of Turkije. Bij een controle is gebleken dat het certificaat inzake goederenverkeer dat is afgegeven door Kosovo, niet voldoet aan de bepalingen over de toepassing van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.
De douaneautoriteit heeft X op basis van deze conclusie verplicht om aanvullende douanerechten te betalen. X heeft verzocht om kwijtschelding omdat de onjuistheid van het certificaat is te wijten aan de douaneautoriteit. De douaneautoriteit onderschrijft de fout, maar stelt dat X zelf onderzoek had moeten doen.
De verwijzende rechter wenst van het HvJ te vernemen of de nationale praktijk, waarbij de douaneautoriteit van de partij van invoer vaststelt dat een certificaat van oorsprong dat is afgegeven door de autoriteiten van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie onjuist is zonder de controleprocedure op grond van de conventie op te starten, in overeenstemming is met artikel 119, lid 3, DWU.