Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft samen met zijn partner een pand verworven voor een verkrijgingsprijs van € 810.000. X heeft daarbij 75% van de eigendom van het pand verworven en zijn partner 25%. Over de gehele verkrijgingsprijs is 2% (€ 16.200) overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.

Het pand betreft een villa bestaande uit een woongedeelte en een (voormalige) praktijkruimte. De praktijkruimte is tot 2018 in gebruik geweest als huisartsenpraktijk. De praktijkruimte is via een aparte buiteningang en middels twee interne gangen bereikbaar. In 2018 heeft de toenmalige eigenaar van het pand de huisartsenpraktijk gestaakt. In 2019 is het pand te koop gezet. Aan de praktijkruimte kon, op het moment dat X het pand verkreeg, een waarde van € 154.500 worden toegekend.

De Inspecteur heeft aan X een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd. Volgens de Inspecteur kwalificeert de praktijkruimte als niet-woning.

X heeft beroep ingesteld en Rechtbank Noord-Nederland verklaart dat gegrond. Volgens de Rechtbank vormt de praktijkruimte in casu een aanhorigheid van het woongedeelte/de woning in de zin van artikel 14, lid 2, Wet BRV. Dat de praktijkruimte als aanhorigheid kwalificeert, betekent dat daarop, net als op het woongedeelte, het 2% tarief van toepassing is. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag onterecht opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
niet bekend
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
25 april 2024
Rolnummer
23/3612
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:1526
NLF-nummer
NLF 2024/1379
Aflevering
11 juni 2024
bwbr0002740&artikel=14,bwbr0002740&artikel=14

Naar de bovenkant van de pagina