Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 77,50, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 16,50 en € 61 aan kosten.

In deze procedure bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de vraag opgekomen of de naheffingsaanslag in overeenstemming is met de Gemeentewet, gelet op de hoogte van de geheven belasting.

De Heffingsambtenaar heeft niet gesteld – laat staan aannemelijk gemaakt – dat de auto ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag al langer dan een uur geparkeerd stond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag, gelet op artikel 234, lid 3, Gemw. berekend dient te worden over een parkeerduur van een uur.

Over de vraag hoe artikel 234, lid 3, Gemw. moet worden toegepast in het geval waarin alleen geparkeerd kan worden tegen voldoening van een dagtarief heeft Hof Den Bosch op 14 maart 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:731 uitspraak gedaan. Het Hof acht in die zaak een naheffingsaanslag naar een uurtarief van € 12,50, mede in het licht van het hoogste tarief per uur dat de gemeente in 2012 hanteerde (€ 3) buitenproportioneel en derhalve niet aanvaardbaar.

De onderhavige zaak verschilt in de kern niet van die zaak. Gelet op de verhouding van het dagtarief van € 16,50 ten opzichte van het ten hoogste in de gemeente Tilburg gehanteerde tarief per uur, vernietigt de Rechtbank de onderhavige naheffingsaanslag. Voor vermindering van de naheffingsaanslag in plaats van vernietiging is volgens de Rechtbank geen grond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
29 juni 2018
Rolnummer
17/5200
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:3775
NLF-nummer
NLF 2019/0115
Aflevering
10 januari 2019
bwbr0005416&artikel=234&lid=3,bwbr0005416&artikel=234&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina