Vergoeding verletkosten; omzetderving zelfstandig beroepsbeoefenaar
Hof Den Bosch, 1 mei 2024
Samenvatting
Verwijzingszaak Hoge Raad, 30 september 2022, 21/01910, ECLI:NL:HR:2022:1338 (NLF 2022/1974, met noot van Van Hoek).
X (belanghebbende) oefent zelfstandig een beroep uit.
Het hoger beroep van X was onder meer gericht tegen de door Rechtbank Gelderland toegekende vergoeding voor proceskosten. Hij heeft verzocht om een vergoeding voor de vier uur waarin hij door de zitting geen omzet heeft kunnen genereren.
De Inspecteur heeft in zijn conclusie naar aanleiding van het verwijzingsarrest kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen het vergoeden van de door X bij de Rechtbank verzochte proceskostenvergoeding bestaande uit verletkosten van 4 uur à € 82, in totaal € 328, voor het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank. Verwijzingshof Den Bosch stelt de proceskostenvergoeding voor het geding bij de Rechtbank vast op dit bedrag. Tevens kent het Hof X een proceskostenvergoeding toe voor het bijwonen van de zitting bij Hof Arnhem-Leeuwarden alsmede de behandeling van het hoger beroep bij het Hof.
BRON
Uitspraak op het hoger beroep van belanghebbende, wonend in woonplaats, hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de rechtbank) van 18 februari 2020, nummer AWB19/1730 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, hierna: de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag en de rentebeschikking verminderd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag en de rentebeschikking verminderd en nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 september 2022 (hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze de beslissing over de proceskosten betreft en het geding verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
1.6. De inspecteur heeft naar aanleiding van het verwijzingsarrest een conclusie ingediend. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de inspecteur.
1.7. Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2. Feiten
2.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 82, bestaande uit 1 uur aan verletkosten voor het bijwonen van de zitting.
2.2. In het proces-verbaal van de zitting van 9 maart 2021 bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is het volgende opgenomen over de verzochte vergoeding van verletkosten van € 240, bestaande uit 2 uren voor het bijwonen van de zitting bij dat hof:
2.3. De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest het volgende geoordeeld:
2.4. De inspecteur heeft in zijn conclusie naar aanleiding van het verwijzingsarrest kenbaar gemaakt geen bezwaren te hebben tegen het vergoeden van de door belanghebbende bij de rechtbank verzochte proceskostenvergoeding bestaande uit verletkosten van 4 uur à € 82, in totaal € 328 voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank.
2.5. Belanghebbende heeft op 29 maart 2024 het formulier proceskosten bij het hof ingediend. Hierin verzoekt belanghebbende om vergoeding van proceskosten bestaande uit de verletkosten van € 103.
2.6. De inspecteur heeft telefonisch bij de griffier aangegeven dat hij uit praktisch oogpunt geen bezwaar heeft tegen de in 2.5 genoemde verzochte proceskosten van belanghebbende.
3. Geschil
3.1. Het geschil betreft de door de rechtbank toegekende proceskosten.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
4.1. Het hof stelt gelet op het vermelde onder 2.4 vast dat de proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure bij de rechtbank € 328 bedraagt. Het hof merkt op dat voor zover het door de rechtbank toegekende bedrag aan proceskostenvergoeding van € 82 reeds is vergoed aan belanghebbende, verrekening dient plaats te vinden.
Tussenconclusie
4.2. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.3. De inspecteur dient aan belanghebbende het bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden betaalde griffierecht van € 131 te vergoeden, omdat de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het de beslissing over de proceskosten betreft.
Ten aanzien van de proceskosten
4.4. Aangezien het hoger beroep van belanghebbende gegrond is, volgt uit het verwijzingsarrest dat de inspecteur moet worden veroordeeld in de kosten van belanghebbende voor het geding bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit het proces-verbaal van de zitting bij gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat partijen het eens zijn over de proceskosten voor de behandeling van het hoger beroep, namelijk dat deze gesteld moeten worden op 2 uur aan verletkosten van belanghebbende tegen het destijds geldende maximale uurtarief voor verletkosten van € 88, totaal € 176.
4.5. Het hof stelt de kosten voor de behandeling van het hoger beroep na verwijzing vast op een bedrag aan verletkosten van belanghebbende van € 103 (zie 2.5 en 2.6).
4.6. De door de inspecteur te vergoeden proceskosten bedragen in totaal € 607, bestaande uit de kosten van het geding bij de rechtbank van € 328, het gerechtshof ArnhemLeeuwarden van € 176 en het hof van € 103.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor de beslissing over de proceskosten;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij de rechtbank, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het hof van € 607;
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van € 131 vergoedt.
De uitspraak is gedaan door A.J. Kromhout, voorzitter, W.A.P. van Roij en A.H.W. Steijn, in tegenwoordigheid van E.A.D. Dockx, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024 en een afschrift van de uitspraak is op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.