Naheffing parkeerbelasting; uitzonderingsregel laden en lossen niet van toepassing
Rechtbank Rotterdam, 16 november 2023
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten(5)
- Jurisprudentie(289)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur(2)
- Recent(19)
Samenvatting
Aan X (belanghebbende) is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of sprake was van ‘parkeren’ zoals de Heffingsambtenaar betoogt, dan wel van ‘onmiddellijk laden en lossen’ zoals X bepleit.
Hoewel Rechtbank Rotterdam van oordeel is dat X in beroep aannemelijk heeft gemaakt dat hij met het betreffende voertuig een sushi-bestelling aan het bezorgen was bij een klant, acht de Rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het ging om goederen van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse konden worden gebracht. Zoals blijkt uit de overgelegde bestelbon ging het om een beperkte hoeveelheid sushi en een fles wijn.
Het beroep op de uitzonderingsregel ‘laden en lossen’ slaagt niet. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen
naam eiser, te plaatsnaam, eiser,
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder, gemachtigde: mr. P. van Hattem.
Procesverloop
Verweerder heeft [bedrijf] bij beschikking van 9 februari 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 70,76, bestaande uit € 4,26 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing (vorderingsnummer 5510301279)
Bij uitspraak op bezwaar van 8 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de beschikking en de aanslag ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, te weten [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan eiser is een naheffingsaanslag opgelegd waarop staat vermeld dat op 30 januari 2022 om 21:21 uur een parkeercontroleur heeft geconstateerd dat het voertuig van eiser (kenteken [kenteken]) stond geparkeerd op locatie Van Vollenhovenstraat te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
2. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of sprake was van ‘parkeren’ zoals verweerder betoogt, dan wel van ‘onmiddellijk laden en lossen’ zoals eiser bepleit.
2.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zijn voertuig aan de Van Vollenhovenstraat heeft stilgezet op een parkeerplaats. Evenmin is tussen partijen in geschil dat ter zake van parkeren op die parkeerplaats op dat tijdstip parkeerbelasting is verschuldigd.
3. Eiser stelt dat het aannemelijk is dat hij ten tijde van het opleggen van de aanslag bezig was met laden en lossen van goederen en benoemt verschillende indicatoren die daarop wijzen. Ten eerste staat de aanslag op de bedrijfsnaam ‘[bedrijf]’. Daarnaast heeft eiser een bestelbon overgelegd waaruit blijkt dat het adres van de aanslag overeenkomt met het bezorgadres van een bestelling, welke is geplaatst om 20:43 uur diezelfde dag. Ook is het bestelnummer van de bestelbon opgenomen in het overzicht van bestellingen die dag.
4. Op verweerder rust de plicht feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting – zoals in de onderhavige zaak – aannemelijk te maken die voeren tot de conclusie dat sprake is van ‘parkeren’ in de zin van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Rotterdam (de Verordening). Hiertoe heeft verweerder een zogenoemd HAS-rapport overgelegd, met daarin opgenomen foto’s gemaakt door de scanauto. Op deze foto’s is volgens verweerder geen laad of losactiviteit te zien. Verweerder stelt dat een beroep op de uitzonderingsregel ‘laden en lossen’ enkel kan slagen indien het gaat om goederen van enige omvang en/of gewicht. Volgens verweerder is hiervan geen sprake. Hij verwijst hierbij naar schermprints van de website van [bedrijf].
5. Op grond van artikel 1 van de Verordening wordt (net als in artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet ) onder “parkeren” verstaan: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
5.1. Op grond van artikel 5, aanhef en onder b, van de Verordening wordt onder de naam “parkeerbelasting” geheven: een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
5.2. Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760, volgt dat onder “onmiddellijk laden en lossen” dient te worden verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gehaald of gebracht (Zie het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1975, nr. 67 757, NJ 1975/481 en van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:445).
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Op de door verweerder overgelegde foto’s bij het HAS-rapport is te zien dat een personenauto met kenteken [kenteken] in een parkeervak stil staat met gesloten deuren en kofferbak, zonder personen in de directe omgeving daarvan. Het voertuig heeft geen bedrukking of belettering die erop wijzen dat het gaat om een voertuig dat deel uitmaakt van een bezorgdienst. Aanwijzingen die duiden op een laad-of losbeweging zijn op deze foto’s evenmin zichtbaar. Bij deze stand van zaken rust op eiser de bewijslast om vervolgens de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken dat desondanks sprake is geweest van ‘onmiddellijk laden en lossen’, als hiervoor bedoeld in de arresten van de Hoge Raad.
6.1. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat eiser met de overgelegde stukken in beroep aannemelijk heeft gemaakt dat hij met het voertuig (op naam van [bedrijf]) een sushi-bestelling aan het bezorgen was bij een klant, acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het ging om goederen van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse konden worden gebracht. Zoals blijkt uit de overgelegde bestelbon ging het om een beperkte hoeveelheid sushi en een fles wijn. Gezien de omvang en het gewicht daarvan concludeert de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de eisen die de Hoge Raad stelt. De omstandigheid dat het gebruik van het parkeervak van zeer korte duur is geweest, maakt het voorgaande niet anders. Eisers beroep op de uitzonderingsregel ‘laden en lossen’ slaagt niet. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023.