Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) ten aanzien van de box 3-heffing over 2018 rechtsherstel geboden op grond van het Besluit rechtsherstel box 3.

X heeft in beroep aangevoerd dat het forfaitair rendement van 5,38% op de beleggingen en de tweede woning te hoog is. Zij wenst aanvullend rechtsherstel.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep gegrond. De Rechtbank is van oordeel dat de overwegingen uit het Kerst-arrest (24 december 2021, 21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963, NLF 2022/0106, met noot van Dusarduijn) onverkort kunnen worden toegepast op het stelsel zoals dat met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 is ingevoerd. Volgens de Rechtbank bestaat ook na invoering van de nieuwe wet nog steeds geen redelijke verhouding tussen de belangen die de wetgever heeft willen dienen met het stelsel en de ongelijkheid die wordt veroorzaakt door de vormgeving die de wetgever heeft gekozen voor de verwezenlijking van dat doel. De Rechtbank acht dat stelsel daarom in strijd met artikel 1 EP.

De Rechtbank biedt verder rechtsherstel op basis van het werkelijk rendement over het gedeelte van het vermogen dat in de aangifte IB/PVV 2018 aan X is toegerekend.

Het standpunt van de Inspecteur dat ook ongerealiseerde vermogenswinsten tot het werkelijke rendement dienen te worden gerekend, wordt verworpen (vgl. Hof Den Bosch 22 maart 2023, 21/00966 e.a., ECLI:NL:GHSHE:2023:945, NLF 2023/0673).

Het overzicht van de Inspecteur waarin is opgenomen dat in 2018 in totaal € 5.677 is ontvangen aan rente op bank- en spaartegoeden, dividenden en couponrente, volgt de Rechtbank wel. De aanslag wordt met inachtneming hiervan verminderd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
22 september 2023
Rolnummer
20/6766
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:6667
NLF-nummer
NLF 2023/2243
Aflevering
5 oktober 2023
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina