Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft de Belgische nationaliteit. In 2016 was X gedurende het gehele jaar woonachtig in Nederland.

X heeft van 10 maart 1997 tot en met 30 april 2015 pensioen opgebouwd bij de Wereldbank. Hij heeft een eigen bijdrage van $300.438 betaald (werknemersbijdrage). De bijdrage van de Wereldbank aan het pensioen van X bedraagt $602.670 (werkgeversbijdrage).

Met ingang van 1 mei 2015 ontvangt X pensioen van de Wereldbank. In het jaar 2016 heeft hij € 121.096 aan pensioen van de Wereldbank ontvangen.

In geschil is in de eerste plaats of de pensioenuitkering van X die ziet op de werkgeversbijdrage van de pensioenaanspraken die na 14 september 1999 zijn opgebouwd in box 1 of in box 3 belast dient te worden.

X heeft volgens Rechtbank Den Haag niet aannemelijk gemaakt of en in hoeverre er sprake is geweest van heffing van een belasting over de pensioeninkomsten die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting. Gelet hierop heeft de Inspecteur de pensioenuitkering die ziet op de werkgeversbijdrage van de pensioenaanspraken die na 14 september 1999 zijn opgebouwd, op grond van artikel 3.82, aanhef en onderdeel c, Wet IB 2001 terecht belast als inkomen uit werk en woning in box 1.

De stelling dat artikel 3.82, aanhef en onderdeel c, Wet IB 2001 tot schending van artikel 26 IVBPR leidt, wordt door de Rechtbank verworpen.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
23 juni 2023
Rolnummer
22/2823
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:10835
NLF-nummer
NLF 2024/0856
Aflevering
9 april 2024
bwbr0011353&artikel=3.82,bwbr0011353&artikel=3.82

Naar de bovenkant van de pagina