Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Zowel bij ex-partners of ex-gehuwden die geen uit hun relatie geboren kinderen hebben (art. 3, lid 4, aanhef en onder a van de Wet werk en bijstand (Wwb) als bij ex-partners of ex-gehuwden uit wier relatie kinderen geboren zijn (art. 3, lid 4 aanhef en onder b Wwb) wordt, als ook voldaan is aan de voorwaarde dat de ex-partners of ex-gehuwden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, op grond van de Wwb uitgegaan van een onweerlegbaar rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding. In dit geval ontving een in Bolsward wonende gescheiden vrouw een bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Haar ex-man woont tegen betaling bij haar in. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren. Na een controle trekt Bolsward de uitkering in. Volgens de vrouw is artikel 3, lid 4 aanhef en onder b Wwb discriminatoir in de zin van de mensenrechtenverdragen. Dat vond de Centrale Raad van Beroep ook. Tegen dit oordeel heeft Bolsward cassatieberoep ingesteld. Volgens de Hoge Raad is er geen sprake van een verboden discriminatie. Op het gebied van de sociale zekerheid komt aan de wetgever een ruime vrijheid toe. Gelet op de achtergrond van artikel 3 Wwb (het tegengaan van leefvormfraude) kan niet worden gezegd dat de keuze van de wetgever van redelijke grond ontbloot is. Min of meer conform A-G van Ballegooijen.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2005 - 2006
Instantie
HR
Datum instantie
25 september 2009
Rolnummer
08/02382
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BH2580
ECLI:NL:PHR:2009:BH2580

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid