Btw-aftrek bij kosteloze terbeschikkingstelling goederen aan onderaannemer
HvJ, 4 oktober 2024
Samenvatting
VGL, een Oostenrijks bedrijf, produceert gietstukken die worden verwerkt in Roemenië door Global Energy Products (GEP) via een overeenkomst met Austrex. Na verwerking worden de producten binnen de EU verzonden en gefactureerd met VGL’s Roemeense btw-nummer. VGL stelt een onroerend goed en hijskraan kosteloos ter beschikking aan GEP. Na een belastingcontrole op een negatieve btw-aangifte in juni 2021 weigerde de belastingdienst de btw-aftrek op de hijskraan vanwege een gebrek aan boekhouding in Roemenië en het gratis gebruik van het onroerend goed. De Curte de Apel Cluj (Roemenië) heeft aan het HvJ gevraagd of het kosteloos ter beschikking stellen van goederen aan een onderaannemer invloed heeft op het recht op btw-aftrek en of de boekhouding in Roemenië relevant is.
Het HvJ verklaart het volgende voor recht:
- Artikel 168, onderdeel a, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale praktijk volgens welke aan een belastingplichtige, wanneer hij een goed aankoopt dat hij vervolgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer om deze laatste daarmee werkzaamheden voor hem te laten verrichten, het recht op btw-aftrek over de aankoop van dit goed wordt geweigerd, voor zover deze terbeschikkingstelling niet verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om deze belastingplichtige in staat te stellen in een later stadium een of meer belaste handelingen te verrichten of, bij gebreke daaraan, zijn economische activiteit uit te oefenen, en voor zover de kosten van de aankoop van dat goed ofwel zijn opgenomen in de prijs van de door deze belastingplichtige verrichte handelingen, ofwel in de prijs van de in het kader van zijn economische activiteit door hem geleverde goederen of verrichte diensten.
- Artikel 168, onderdeel a, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale praktijk volgens welke aan een belastingplichtige aftrek van voorbelasting wordt geweigerd op grond dat hij geen afzonderlijke boekhouding heeft gevoerd voor zijn vaste inrichting in de lidstaat waar de belastingcontrole plaatsvindt, wanneer de belastingautoriteiten in staat zijn om na te gaan of is voldaan aan alle materiële voorwaarden voor het recht op aftrek.
BRON
ARREST AN HET HOF (Negende kamer)
4 oktober 2024 (*)
In zaak C‑475/23,
betreffende een erzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 WEU, ingediend door de Curte de Apel Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië) bij beslissing an 3 juli 2023, ingekomen bij het Hof op 25 juli 2023, in de procedure
oestalpine Giesserei Linz GmbH
tegen
Administrația Județeană a Finanțelor Publice Cluj,
Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Cluj-Napoca,
wijst
HET HOF (Negende kamer),
samengesteld als olgt: O. Spineanu-Matei, kamerpresident, J.‑C. Bonichot en S. Rodin (rapporteur), rechters,
ad ocaat-generaal: A. Rantos,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen an:
- Voestalpine Giesserei Linz GmbH, ertegenwoordigd door C. Dragoman, a ocat,
- de Roemeense regering, ertegenwoordigd door R. Antonie, E. Gane en L. Ghiță als gemachtigden,
- de Europese Commissie, ertegenwoordigd door A. Armenia en M. Herold als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de ad ocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het na olgende
Arrest
1 Het erzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging an de bepalingen an titel X an richtlijn 2006/112/EG an de Raad an 28 no ember 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel an belasting o er de toege oegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).
2 Dit erzoek is ingediend in het kader an een geding tussen enerzijds oestalpine Giesserei Linz GmbH (hierna: „ GL”) en anderzijds de Administrație Județeană a Finanțelor Publice Cluj (belastingkantoor pro incie Cluj, Roemenië) en de Direcție Generală Regională a Finanțelor Publice Cluj-Napoca (regionaal directoraat-generaal belastingen Cluj-Napoca, Roemenië) (hierna samen: „belastingdienst”) o er de weigering door de belastingdienst an de aftrek an de belasting o er de toege oegde waarde (btw) die als oorbelasting is oldaan bij de aankoop, door GL, an een goed dat kosteloos ter beschikking is gesteld aan een onderaannemer met het oog op de errichting an werkzaamheden ten behoe e an GL.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3 Titel X an richtlijn 2006/112, met als opschrift „Aftrek”, be at ijf hoofdstukken. Hoofdstuk 1 („Ontstaan en om ang an het recht op aftrek”) an deze titel be at onder meer artikel 168 an deze richtlijn. Daarin is het olgende bepaald:
4 Titel XI an deze richtlijn, betreffende de erplichtingen an met name de belastingplichtigen, om at een hoofdstuk 4, met als opschrift „Boekhouding”, waarin artikel 242 is opgenomen, hetwelk luidt als olgt:
„Iedere belastingplichtige moet een boekhouding oeren die oldoende gege ens be at om de toepassing an de btw en de controle daarop door de belastingadministratie mogelijk te maken.”
Roemeens recht
5 Artikel 297, lid 4, onder a), an Legea nr. 227/2015 pri ind Codul fiscal (wet nr. 227/2015 houdende het belastingwetboek) an 8 september 2015 (Monitorul Oficial al României, deel I, nr. 688 an 10 september 2015) bepaalt:
Hoofdgeding en prejudiciële ragen
6 GL, een in Oostenrijk ge estigde onderneming, produceert in het kader an haar economische acti iteit erschillende gietstukken. Zij laat deze stukken erwerken in Roemenië, waar zij is geregistreerd oor de btw. Te dien einde heeft zij een raamo ereenkomst gesloten met de in Oostenrijk ge estigde onderneming Austrex Handels GmbH (hierna: „Austrex”), die een beroep kan doen op een in Roemenië ge estigde onderaannemer, namelijk Global Energy Products SA (hierna: „GEP”).
7 Na de erwerking worden de gietstukken door GL erzonden en gefactureerd aan klanten in de Europese Unie. Uit het dossier waaro er het Hof beschikt, blijkt dat GL bij het factureren an deze stukken haar Roemeens btw-nummer ermeldt.
8 In het kader an de erwerkingsacti iteit, stelt GL, middels een op GEP o erdraagbaar gebruiksrecht, aan Austrex een in Cluj-Napoca (Roemenië) gelegen onroerend goed ter beschikking waar an zij eigenaar is. GL stelt te ens kosteloos een hijskraan die zij heeft aangeschaft en op dat onroerend goed heeft laten plaatsen, ter beschikking an GEP, die de door haar geproduceerde gietstukken erwerkt.
9 Omdat GL oor de maand juni 2021 een belastingaangifte met een negatief bedrag en met teruggaafoptie had ingediend, is zij door de belastingdienst onderworpen aan een oorafgaande belastingcontrole. Tijdens deze controle heeft de belastingdienst ten eerste astgesteld dat GL geen algemene balansen had opgesteld waaruit de in het kader an haar acti iteit in Roemenië geboekte inkomsten en uitga en bleken, en ten tweede dat het gebouw waarin GEP haar werkzaamheden erricht kosteloos aan Austrex ter beschikking was gesteld. Gelet op deze elementen was de belastingdienst an oordeel dat GL niet had aangetoond dat de hijskraan was aangekocht ten behoe e an de uitoefening an haar economische acti iteit, en heeft zij de aftrek an de btw o er deze aankoop geweigerd.
10 GL heeft de door de belastingdienst opgelegde belastingaanslag aange ochten bij de Tribunal Cluj (rechter in eerste aanleg Cluj, Roemenië). Deze rechter heeft het beroep erworpen op in wezen dezelfde gronden als die welke de belastingdienst had aange oerd. Deze rechter heeft daaraan toege oegd dat de in Roemenië errichte erwerkingsacti iteit GL slechts indirect inkomsten ople erde en dat de directe begunstigden Austrex en GEP waren omdat deze twee ondernemingen werkzaamheden aan GL factureerden waar oor de aangekochte hijskraan werd gebruikt.
11 GL heeft tegen het onnis an deze rechter hoger beroep ingesteld bij de Curte de Apel Cluj (rechter in tweede aanleg Cluj, Roemenië), de erwijzende rechter.
12 Deze rechter raagt zich ten eerste af of een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige het recht op btw-aftrek wordt geweigerd wanneer deze belastingplichtige een door hem aangekocht goed kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer om deze laatste daarmee werkzaamheden oor hem te laten errichten, op grond dat het goed moet worden geacht niet te zijn aangekocht om te worden gebruikt oor de belaste handelingen an die belastingplichtige maar oor die an deze onderaannemer, erenigbaar is met de bepalingen an titel X an richtlijn 2006/112 betreffende aftrek. Ten tweede raagt hij zich af of het feit dat GL geen afzonderlijke boekhouding heeft ge oerd oor haar aste inrichting in Roemenië in dit erband rele ant is.
13 In deze omstandigheden heeft de Curte de Apel Cluj de behandeling an de zaak geschorst en het Hof erzocht om een prejudiciële beslissing o er de olgende ragen:
Beantwoording an de prejudiciële ragen
Eerste raag
14 Met zijn eerste raag wenst de erwijzende rechter in essentie te ernemen of artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige, wanneer hij een goed aankoopt dat hij er olgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer om deze laatste daarmee werkzaamheden oor hem te laten errichten, het recht op btw-aftrek o er de aankoop an dit goed wordt geweigerd omdat dat goed moet worden geacht te zijn aangekocht om te worden gebruikt oor de belaste handelingen an deze onderaannemer, en niet oor de belaste handelingen an die belastingplichtige.
15 Artikel 168, onder a), an deze richtlijn bepaalt dat de belastingplichtige, oor zo er de goederen en diensten worden gebruikt oor zijn belaste handelingen, gerechtigd is om in de lidstaat waar hij deze handelingen erricht de btw die in die lidstaat erschuldigd of oldaan is oor de goederenle eringen of de diensten die een andere belastingplichtige oor hem heeft erricht, an het door hem erschuldigde belastingbedrag af te trekken.
16 Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat het recht op aftrek waarin artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112 oorziet, een integrerend deel an de btw-regeling is en in beginsel niet kan worden beperkt. Dit recht kan onmiddellijk worden uitgeoefend oor alle belastingen die hebben gedrukt op handelingen die in eerdere stadia zijn erricht (arrest an 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
17 De aftrekregeling heeft namelijk tot doel de ondernemer geheel te ontlasten an de in het kader an al zijn economische acti iteiten erschuldigde of betaalde btw. Het gemeenschappelijke btw-stelsel waarborgt aldus een neutrale fiscale belasting an alle economische acti iteiten, ongeacht het doel of het resultaat er an, mits die acti iteiten in beginsel zelf aan btw zijn onderworpen (arrest an 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
18 Uit artikel 168 an richtlijn 2006/112 olgt dat een belastingplichtige die als zodanig handelt op het tijdstip waarop hij een goed erwerft en het goed gebruikt oor zijn belaste handelingen, de o er dit goed erschuldigde of oldane btw mag aftrekken (arrest an 22 oktober 2015, S eda, C‑126/14, EU:C:2015:712, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
19 Meer in het bijzonder olgt uit dit artikel 168 dat aan twee oorwaarden moet zijn oldaan om oor het recht op aftrek in aanmerking te komen. Ten eerste moet de betrokkene een „belastingplichtige” in de zin an deze richtlijn zijn. Ten tweede moeten de goederenle eringen of diensten waar oor op dat recht aanspraak wordt gemaakt, door de belastingplichtige in een later stadium worden gebruikt oor zijn belaste handelingen, en moeten zij in een eerder stadium door een andere belastingplichtige worden erricht (arrest an 7 maart 2024, Feudi di San Gregorio Aziende Agricole, C‑341/22, EU:C:2024:210, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
20 Wat het eerste onderdeel an deze tweede oorwaarde betreft, het enige dat aan de orde is in het hoofdgeding, zij eraan herinnerd dat de belastingplichtige in beginsel slechts recht op btw-aftrek heeft wanneer er een rechtstreeks en onmiddellijk erband bestaat tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en een of meer handelingen in een later stadium waar oor recht op aftrek bestaat. Het recht op aftrek an de btw die op het in een eerder stadium erwer en an goederen of diensten drukt, ooronderstelt dat de oor de erwer ing er an gedane uitga en zijn opgenomen in de prijs an de belaste handelingen in een later stadium waar oor recht op aftrek bestaat (arrest an 7 maart 2024, Feudi di San Gregorio Aziende Agricole, C‑341/22, EU:C:2024:210, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
21 De belastingplichtige heeft niettemin e eneens recht op aftrek, ook al bestaat er geen rechtstreeks en onmiddellijk erband tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en een of meer handelingen in een later stadium waar oor recht op aftrek bestaat, wanneer de kosten oor de betrokken goederen en diensten deel uitmaken an diens algemene kosten en als zodanig zijn opgenomen in de prijs an de door hem gele erde goederen of errichte diensten. Dergelijke kosten houden immers rechtstreeks en onmiddellijk erband met de economische acti iteit an de belastingplichtige in haar geheel (arresten an 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 7 maart 2024, Feudi di San Gregorio Aziende Agricole, C‑341/22, EU:C:2024:210, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
22 Dienaangaande olgt uit de rechtspraak an het Hof dat de nationale belastingautoriteiten en rechterlijke instanties bij de toepassing an het criterium an het rechtstreekse erband alle omstandigheden waarin de betrokken handelingen hebben plaatsge onden in aanmerking dienen te nemen en alleen rekening dienen te houden met de handelingen die objectief erband houden met de belastbare acti iteit an de belastingplichtige. Of er sprake is an dat erband moet dus worden beoordeeld aan de hand an de objectie e inhoud an de betrokken handeling (arrest an 25 no ember 2021, Amper Metal, C‑334/20, EU:C:2021:961, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
23 Ter beantwoording an de raag of GL in omstandigheden als in het hoofdgeding de btw mag aftrekken die zij in een eerder stadium heeft betaald oor de aankoop an de hijskraan die zij kosteloos ter beschikking heeft gesteld aan haar medecontractant, Austrex, en aan diens onderaannemer, GEP, moet dus worden nagegaan of er een rechtstreeks en onmiddellijk erband bestaat tussen de aankoop an dit goed en een of meer in een later stadium door GL errichte belaste handeling of, bij gebreke daar an, de economische acti iteit an deze laatste onderneming in haar geheel.
24 Uit de omstandigheden in het hoofdgeding zoals zij in de erwijzingsbeslissing zijn beschre en olgt dat de erwerking an de gietstukken, die meer dan tien ton wegen, zonder de aankoop an de hijskraan door GL niet mogelijk zou zijn geweest, zodat deze aankoop noodzakelijk was om die erwerking te erwezenlijken en GL bijge olg zonder een dergelijke aankoop haar economische acti iteit, de erkoop an gietstukken, niet had kunnen uitoefenen (zie naar analogie arrest an 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punt 33).
25 De omstandigheid dat de betrokken hijskraan Austrex en haar onderaannemer GEP een rechtstreeks oordeel ople ert doordat deze hun kosteloos ter beschikking wordt gesteld, kan er niet toe leiden dat het recht op btw-aftrek o er de aankoop an deze hijskraan wordt geweigerd aan GL indien aststaat dat er een rechtstreeks en onmiddellijk erband bestaat tussen deze aankoop en ofwel een of meer in een later stadium door GL errichte belaste handelingen ofwel haar economische acti iteit in haar geheel, waarbij het aan de erwijzende rechter staat om dit na te gaan (zie naar analogie arresten an 22 oktober 2015, S eda, C‑126/14, EU:C:2015:712, punt 34, en 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punten 35 en 40).
26 O ereenkomstig de in de punten 20 en 21 an het onderha ige arrest aangehaalde rechtspraak olgt uit het oorgaande dat oor de aststelling dat er in casu een recht op aftrek bestaat, ereist is dat de in een eerder stadium gedane uitga en oor de aankoop an de hijskraan zijn opgenomen in de prijs an een of meer in een later stadium door GL errichte belaste handelingen of, bij gebreke daaraan, deel uitmaken an de algemene kosten an deze laatste en als zodanig zijn opgenomen in de prijs an de door haar in het kader an haar economische acti iteit gele erde goederen of errichte diensten. Het staat aan de erwijzende rechter om deze feiten te erifiëren.
27 In dit erband zij erop gewezen dat het niet rele ant is dat het feit dat GL de kosten oor de aankoop an de hijskraan heeft gedragen mogelijk een in loed heeft gehad op de prijs die GEP oor de erwerking an haar producten factureert, aangezien de enkele omstandigheid dat GEP de hijskraan kosteloos heeft kunnen gebruiken niet olstaat om te recht aardigen dat het recht op btw-aftrek o er deze kosten wordt geweigerd aan GL, zoals in punt 25 an het onderha ige arrest is opgemerkt.
28 Hieraan dient e enwel te worden toege oegd dat het aan de erwijzende rechter is om na te gaan of de terbeschikkingstelling an de hijskraan beperkt is geble en tot hetgeen noodzakelijk was oor de erwerking an de gietstukken oor rekening an GL dan wel of die terbeschikkingstelling erder reikte dan wat daartoe noodzakelijk was (zie naar analogie arrest an 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punt 37).
29 Indien de terbeschikkingstelling an de hijskraan beperkt is geble en tot hetgeen daartoe noodzakelijk was, moest het recht op aftrek olgens de rechtspraak an het Hof immers worden erleend oor alle uit de aankoop daar an oort loeiende kosten. Als de terbeschikkingstelling an deze hijskraan daarentegen erder is gegaan dan wat oor de erwerking an de gietstukken noodzakelijk was, dan is het rechtstreekse en onmiddellijke erband tussen de aankoop an de hijskraan en de in een later stadium errichte belaste handelingen of, bij gebreke daaraan, de economische acti iteit an GL deels erbroken en moet het recht op aftrek slechts worden erleend oor de in een eerder stadium oldane btw die heeft gedrukt op het gedeelte an de oor de aankoop an de betrokken hijskraan gemaakte kosten dat objectief noodzakelijk was om GL in staat te stellen haar belaste handelingen te errichten of haar economische acti iteit uit te oefenen (zie naar analogie arresten an 14 september 2017, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate In estments, C‑132/16, EU:C:2017:683, punten 38 en 39, en 16 september 2020, Mitteldeutsche Hartstein-Industrie, C‑528/19, EU:C:2020:712, punt 38).
30 Gelet op de oorgaande o erwegingen dient op de eerste raag te worden geantwoord dat artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige, wanneer hij een goed aankoopt dat hij er olgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer om deze laatste daarmee werkzaamheden oor hem te laten errichten, het recht op btw-aftrek o er de aankoop an dit goed wordt geweigerd, oor zo er deze terbeschikkingstelling niet erder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om deze belastingplichtige in staat te stellen in een later stadium een of meer belaste handelingen te errichten of, bij gebreke daaraan, zijn economische acti iteit uit te oefenen, en oor zo er de kosten an de aankoop an dat goed ofwel zijn opgenomen in de prijs an de door deze belastingplichtige errichte handelingen, ofwel in de prijs an de in het kader an zijn economische acti iteit door hem gele erde goederen of errichte diensten.
Tweede raag
31 Met zijn tweede raag wenst de erwijzende in essentie te ernemen of artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige aftrek an oorbelasting wordt geweigerd omdat hij geen afzonderlijke boekhouding heeft ge oerd oor zijn aste inrichting in de lidstaat waar de belastingcontrole plaats indt en de belastingautoriteiten daarom bepaalde feiten niet kunnen controleren.
32 Zoals in wezen reeds in de punten 16 en 17 an het onderha ige arrest is uiteengezet, kan het in titel X an deze richtlijn geregelde recht op aftrek, dat een olstrekt neutrale fiscale belasting an alle economische acti iteiten beoogt te waarborgen, mits die acti iteiten zelf aan de heffing an btw zijn onderworpen, niet worden beperkt en wordt het onmiddellijk uitgeoefend oor alle belastingen die op een in een eerder stadium errichte handelingen hebben gedrukt.
33 olgens aste rechtspraak eist het fundamentele beginsel an btw-neutraliteit dat aftrek an oorbelasting wordt toegestaan indien de materiële oorwaarden daartoe zijn er uld, ook wanneer een belastingplichtige niet oldoet aan bepaalde formele ereisten (arrest an 7 maart 2018, Dobre, C‑159/17, EU:C:2018:161, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
34 Uit het oorgaande olgt dat de belastingdienst an een lidstaat, wanneer deze o er de nodige gege ens beschikt om ast te stellen dat aan de materiële oorwaarden is oldaan, oor het recht an de belastingplichtige op aftrek an die belasting geen nadere oorwaarden mag stellen die tot ge olg kunnen hebben dat de uitoefening an dat recht wordt erhinderd (arrest an 9 juli 2015, Salomie en Oltean, C‑183/14, EU:C:2015:454, punt 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
35 Dit kan e enwel anders liggen wanneer de niet-nale ing an dergelijke formele ereisten het le eren an het zekere bewijs dat de materiële oorwaarden zijn er uld, heeft erhinderd (arrest an 28 juli 2016, Astone, C‑332/15, EU:C:2016:614, punt 46 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
36 In dit erband zij erduidelijkt dat de materiële oorwaarden oor het recht op aftrek het bestaan zelf en de om ang an dat recht betreffen, zoals bepaald in titel X, hoofdstuk 1, an richtlijn 2006/112, met het opschrift „Ontstaan en om ang an het recht op aftrek”, terwijl de formele oorwaarden oor dat recht de wijze an en het toezicht op de uitoefening er an alsmede de goede werking an het btw-stelsel, zoals de erplichtingen betreffende de boekhouding, de facturering en de aangifte, regelen (arrest an 28 juli 2016, Astone, C‑332/15, EU:C:2016:614, punt 47 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
37 Zo legt titel XI an de btw-richtlijn, met het oog op de toepassing an de btw en de controle erop door de belastingdienst, met name aan de belastingplichtigen die tot oldoening an deze belasting zijn gehouden bepaalde erplichtingen op, waaronder, in artikel 242 an die richtlijn, de erplichting om een boekhouding te oeren (zie in die zin arrest an 28 juli 2016, Astone, C‑332/15, EU:C:2016:614, punt 48).
38 Hieruit olgt dat een belastingplichtige niet mag worden erhinderd zijn recht op aftrek uit te oefenen op grond dat hij geen oldoende gedetailleerde boekhouding heeft ge oerd als de belastingdienst in staat is zijn toezicht uit te oefenen en na te gaan of de materiële oorwaarden zijn er uld. In casu mag de belastingdienst de belastingplichtige niet de uitoefening an zijn recht op aftrek an oorbelasting weigeren – ook al oert deze geen afzonderlijke boekhouding oor zijn aste inrichting in Roemenië – indien deze dienst in staat is alle noodzakelijke erificaties te errichten om het bestaan en de om ang an dit recht ast te stellen, waarbij het aan de erwijzende rechter toekomt om dit na te gaan.
39 Bo endien heeft het Hof geoordeeld dat de bestraffing an de niet-nakoming door de belastingplichtige an zijn erplichtingen betreffende het oeren an de boekhouding en het indienen an aangiften met een weigering an het recht op aftrek duidelijk erder gaat dan hetgeen noodzakelijk is ter erwezenlijking an de doelstelling om de juiste toepassing an die erplichtingen te erzekeren, aangezien het Unierecht de lidstaten niet erhindert in oorkomend ge al een geldboete of geldelijke sanctie op te leggen die e enredig is met de ernst an de inbreuk op de formele oorwaarden oor het recht op aftrek (zie in die zin arrest an 7 maart 2018, Dobre, C‑159/17, EU:C:2018:161, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
40 Gelet op de oorgaande o erwegingen dient op de tweede raag te worden geantwoord dat artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige aftrek an oorbelasting wordt geweigerd op grond dat hij geen afzonderlijke boekhouding heeft ge oerd oor zijn aste inrichting in de lidstaat waar de belastingcontrole plaats indt, wanneer de belastingautoriteiten in staat zijn om na te gaan of is oldaan aan alle materiële oorwaarden oor het recht op aftrek.
Kosten
41 Ten aanzien an de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de erwijzende rechter o er de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening an hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet oor ergoeding in aanmerking.
Het Hof (Negende kamer) erklaart oor recht:
1) Artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112/EG an de Raad an 28 no ember 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel an belasting o er de toege oegde waarde
moet aldus worden uitgelegd dat
het in de weg staat aan een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige, wanneer hij een goed aankoopt dat hij er olgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer om deze laatste daarmee werkzaamheden oor hem te laten errichten, het recht op btw-aftrek o er de aankoop an dit goed wordt geweigerd, oor zo er deze terbeschikkingstelling niet erder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om deze belastingplichtige in staat te stellen in een later stadium een of meer belaste handelingen te errichten of, bij gebreke daaraan, zijn economische acti iteit uit te oefenen, en oor zo er de kosten an de aankoop an dat goed ofwel zijn opgenomen in de prijs an de door deze belastingplichtige errichte handelingen, ofwel in de prijs an de in het kader an zijn economische acti iteit door hem gele erde goederen of errichte diensten.
2) Artikel 168, onder a), an richtlijn 2006/112
moet aldus worden uitgelegd dat
het in de weg staat aan een nationale praktijk olgens welke aan een belastingplichtige aftrek an oorbelasting wordt geweigerd op grond dat hij geen afzonderlijke boekhouding heeft ge oerd oor zijn aste inrichting in de lidstaat waar de belastingcontrole plaats indt, wanneer de belastingautoriteiten in staat zijn om na te gaan of is oldaan aan alle materiële oorwaarden oor het recht op aftrek.
ondertekeningen