Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

In Zweden bestaan drie soorten pensioenen: het nationale overheidspensioen, bedrijfspensioenen en particuliere pensioenen. Werkgevers en werknemers moeten wettelijke bijdragen betalen die het nationale overheidspensioen financieren op basis van de werknemersinkomsten. Jaarlijkse bijdragen dekken de pensioenuitkeringen voor dat jaar, en eventuele overschotten of tekorten worden beheerd door de algemene pensioenfondsen (AP-fondsen), die zijn vrijgesteld van belastingen.

In Finland zijn werknemers wettelijk verplicht zich in te schrijven voor een bedrijfspensioenregeling, hoofdzakelijk gefinancierd door werkgevers- en werknemersbijdragen. Instellingen zoals Keva, Landskapet Ă…lands pensionsfond en Kyrkans Centralfond beheren deze pensioenregelingen en zijn, net als in Zweden, vrijgesteld van belastingen.

Tussen 2003 en 2016 ontvingen laatstgenoemde Finse instellingen dividenden van Zweedse bedrijven, waarop normaal door Zweden een bronbelasting van 30% wordt geheven. Als buitenlandse rechtspersonen konden ze deze belasting niet verrekenen in Finland vanwege belastingvrijstelling daar, waardoor de belasting op de Zweedse dividenden definitief werd. De Finse instellingen eisten terugbetaling van deze belasting, omdat zij vergelijkbaar zijn met AP-fondsen. De Zweedse belastingdienst (Skatteverk) wees dit af, bewerend dat de situaties niet objectief vergelijkbaar waren.

Kortom, het verschil in fiscale behandeling tussen deze instellingen en AP-fondsen leidde tot een geschil over mogelijke schending van artikel 63 VWEU (Europees recht). De instellingen willen dezelfde behandeling als AP-fondsen voor belasting op ontvangen dividenden van Zweedse bedrijven.

De Högsta förvaltningsdomstol (hoogste bestuursrechter, Zweden) heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld. A-G Collins geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:

Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat:

  • het feit dat door binnenlandse vennootschappen aan buitenlandse openbare pensioeninstellingen uitgekeerde dividenden aan een bronbelasting worden onderworpen, terwijl de overeenkomstige dividenden niet worden belast indien zij de bronstaat toekomen via zijn algemene pensioenfondsen, een dermate negatief verschil in behandeling vormt dat het in beginsel een beperking van het vrije verkeer van kapitaal inhoudt;
  • de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling of een buitenlandse openbare pensioeninstelling zich in een situatie bevindt die objectief vergelijkbaar is met die van de bronstaat en zijn algemene pensioenfondsen hun respectieve doelen, functies en kerntaken, het regelgevingskader waarbinnen zij opereren en de kenmerken van hun organisatie moeten omvatten;
  • een potentiĂ«le beperking van het vrije verkeer van kapitaal weliswaar kan worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang, maar dat de hier aangevoerde rechtvaardigingsgronden in beginsel geen dwingende redenen van algemeen belang lijken te zijn.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2003-2016
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
21 maart 2024
Rolnummer
C-39/23
ECLI
ECLI:EU:C:2024:265
Auteur(s)
mr. L.H.C. Mengelers
Lubbers, Boer & Douma
NLF-nummer
NLF 2024/0902
Aflevering
16 april 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6349
bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid