Samenvatting
In dit artikel onderzoekt Fred Tromp twee instrumenten waarmee de rechter in btw-zaken kan afwijken van de civielrechtelijke vastlegging van transacties: de economische realiteit en misbruik van recht. De auteur beantwoordt de vraag wat de plaats van misbruik van recht is ten opzichte van het leerstuk van de economische realiteit. Daarbij zijn het neutraliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel leidend. Het artikel biedt een kader om te bepalen in welke situatie welk rechtsinstrument het meest geschikt is.
NLF-W artikel
1. Inleiding
In 2006 bevestigt het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) in het arrest Halifax dat het verbod van misbruik van recht ook voor de btw geldt. In dat arrest formuleert het HvJ een misbruiktest waaraan de betrokken transacties moeten worden getoetst en geeft het regels voor de herdefiniƫring van de transacties die het misbruik vormen. Daarmee maakt het HvJ duidelijk dat de rechter in btw-zaken beschikt over een rechtsinstrument waarmee hij kan afwijken van de contractuele (civielrechtelijke) vastlegging van de transacties door de betrokken partijen (de civielrechtelijke werkelijkheid) en aldus ongewenste btw-besparende structuren kan tegengaan.
De precieze werking van dit rechtsinstrument is 16 jaar na het Halifax-arrest nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Uit de rechtspraak van het HvJ valt weliswaar op te maken dat het rechtsinstrument misbruik van recht een belangrijke plaats heeft ingenomen in de toepassing van het Unierechtelijke btw-stelsel maar die plaats is nog niet duidelijk afgebakend.