Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak heeft X (belanghebbende) bij Rechtbank Den Haag gesteld dat de Heffingsambtenaar artikel 6:6 Awb heeft geschonden door hem niet in de gelegenheid te stellen zijn bezwaar tegen aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing te motiveren. Verder heeft de Heffingsambtenaar de hoorplicht geschonden, aldus X. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

In hoger beroep stelt X dat de Rechtbank de regels van artikel 6 EVRM heeft geschonden door hem niet uit te nodigen voor een nadere zitting en dat de Rechtbank het verdedigingsbeginsel en motiveringsbeginsel heeft geschonden. Ook wijst hij weer op schending van artikel 6:6 Awb en de hoorplicht door de Heffingsambtenaar.

Ten slotte stelt X dat de Rechtbank ten onrechte niet heeft beslist op een verzoek om vergoeding van immateriële schade.

Hof Den Haag verklaart het hoger beroep alleen ten aanzien van het laatste geschilpunt gegrond. Het Hof doet wat de Rechtbank had behoren te doen en veroordeelt de Heffingsambtenaar tot vergoeding van de immateriële schade, vastgesteld op € 500.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
10 juli 2024
Rolnummer
23/730
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1262
NLF-nummer
NLF 2024/1906
Aflevering
20 augustus 2024

Naar de bovenkant van de pagina