Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) was eigenaar van een woning. Op deze woning was een hypotheek gevestigd. Op 4 maart 2009 is X persoonlijk failliet verklaard.
De woning is door ING Bank op 6 oktober 2009 verkocht via een openbare verkoop middels een executieveiling. In de aangifte IB/PVV 2009 is vermeld dat de woning van 1 januari 2009 tot 18 november 2009 kwalificeert als eigen woning.
X heeft in de aangifte IB/PVV 2018 een bedrag van -/- € 54.812 aangegeven als inkomsten uit eigen woning onder de categorie ‘rente restschuld vroegere eigen woning’.
De Inspecteur heeft dit gecorrigeerd en krijgt hierin gelijk van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na de vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de rente van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde eigen woning. Onder een restschuld wordt verstaan de schuld die de belastingplichtige had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 van een eigen woning (artikel 3.120a, lid 1 en 2, Wet IB 2001.
De Rechtbank stelt vast dat de eigen woning van X is verkocht op 6 oktober 2009. Deze datum valt niet binnen de in de wet genoemde periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. Aangezien de wetgever heeft bepaald dat de regeling alleen van toepassing is op verkopen na 29 oktober 2012 kan de betaalde rente op de restschuld niet in aftrek worden genomen. De Inspecteur heeft dus terecht de hypotheekrente over de restschuld niet in aftrek toegestaan.
Ook is er geen sprake van een schending van het vertrouwensbeginsel, aldus de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
30 mei 2022
Rolnummer
21/1162
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2892
bwbr0011353&artikel=3.120a

Naar de bovenkant van de pagina