Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) is eigenaar en gebruiker van een bedrijfsgebouw (dagactiviteitencentrum). Het bouwjaar van de onroerende zaak is 1997.

De Heffingsambtenaar heeft WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op € 1.631.000. Het betreft de gecorrigeerde vervangingswaarde, rekening houdend met – onder meer – de sinds de stichting van de zaak opgetreden technische veroudering.

Voor Hof Den Bosch was onder meer de waarde van de tot de onroerende zaak behorende installaties in geschil.

Het Hof heeft, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (14/05142, ECLI:NL:HR:2015:1818), geoordeeld dat de bewijslast ter zake van de stelling dat sprake is van technische veroudering van de installaties op X rust. Omdat het gebouw en de installaties op de waardepeildatum negentien jaar oud zijn, is voor de installaties in beginsel de restwaarde bereikt. Gelet op het normale functioneren van de installaties en het voortgezet gebruik van het gebouw is de Heffingsambtenaar volgens het Hof echter terecht uitgegaan van een (verlengde) levensduur van 25 jaar. Voorts acht het Hof aannemelijk dat de Heffingsambtenaar de restwaarde van de installaties daarbij naar beneden heeft bijgesteld, zodat hij volgens het Hof bij de waardering voldoende rekening heeft gehouden met de technische veroudering.

X komt in cassatie terecht op tegen deze oordelen van het Hof. Aangezien de onroerende zaak en daarvan onderdeel uitmakende installaties op de waardepeildatum ongeveer negentien jaar oud waren, vloeit uit het systeem van de wet voort dat bij het bepalen van de vervangingswaarde rekening gehouden moet worden met technische afschrijving. Ten aanzien van deze technische afschrijving gelden de normale regels omtrent stelplicht en bewijslast. Gelet hierop berust het oordeel van het Hof op een onjuiste rechtsopvatting. Tot cassatie leidt dit echter niet, omdat in het oordeel van het Hof besloten ligt dat de Heffingsambtenaar in dit geval aannemelijk heeft gemaakt dat en in hoeverre het voortgezette gebruik van de onroerende zaak aanleiding was voor een aanpassing van de technische afschrijving en van de restwaarde van de installaties ten opzichte van de daarvoor gegeven richtsnoeren in de Taxatiewijzer (vgl. HR 31 januari 2020, 19/03803, ECLI:NL:HR:2020:169, NLF 2020/0377, met noot van Menger).

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
HR
Datum instantie
23 oktober 2020
Rolnummer
19/05580
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1671
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2020/2374
Aflevering
5 november 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3797
bwbr0007119&artikel=17&lid=3,bwbr0007119&artikel=17&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina