Direct naar content gaan

Samenvatting

Op verzoek van de Hoge Raad beslist het Hof van Justitie in een uitvoerig arrest dat Nederland aan beleggingsinstellingen alleen buitenlandse dividendbelasting mag vergoeden als dat op een Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting berust. Als in zo’n verdrag alleen de vergoeding van buitenlandse dividendbelasting in de IB is geregeld, mag Nederland dat zelfstandig tot beleggingsinstellingen uitbreiden omdat op die instellingen de verplichting rust hun winst nagenoeg volledig aan hun aandeelhouders uit te keren. De vrijheid van kapitaalverkeer verbiedt echter om de vergoede buitenlandse dividendbelasting te beperken tot het gedeelte dat aan Nederlandse aandeelhouders toekomt. Ook indien in een Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting de beperking van de te vergoeden dividendbelasting tot Nederlandse aandeelhouders is overeengekomen is dat in strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer.
De vergoedingen moeten zowel ten aanzien van Nederlandse aandeelhouders, als aandeelhouders in andere lidstaten en derde landen in zoverre gelijk behandeld worden. Artikel 57, lid 1, EG betrekking hebbende op directe investeringen komt alleen aan de orde indien investeringen gericht zijn op een duurzame en directe betrekking gericht op uitoefening van een economische activiteit.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
1997-1998
Instantie
HvJ
Datum instantie
20 mei 2008
Rolnummer
C-194/06
ECLI
ECLI:EU:C:2008:289
celex32011l0096&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina