Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft een onroerende zaak in erfpacht. De onroerende zaak is een tussenwoning in Amsterdam, aan het water gelegen met twee parkeerplaatsen. In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2016. De Heffingsambtenaar stelt dat de waarde € 910.500 bedraagt. X bepleit een waarde van € 819.000. Rechtbank Amsterdam heeft de waarde verminderd tot € 900.000.

In hoger beroep is onder meer in geschil of de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de erfpachtcorrecties bij de vergelijkingsobjecten niet te hoog heeft berekend.

Hof Amsterdam acht de door de gemeente Amsterdam gehanteerde methode en toegepaste factoren voor het berekenen van erfpachtcorrecties deugdelijk. De gemeente is niet verplicht om uit een brede waaier aan mogelijke schattingen van de erfpachtcorrectie de meest waarschijnlijke of de beste te kiezen. Voldoende is dat de gemeente op zorgvuldige wijze, reële, goed verdedigbare keuzes maakt.

Volgens het Hof kan niet gezegd worden dat de Heffingsambtenaar de erfpachtcorrecties voor de vergelijkingsobjecten – en daarmee de WOZ-waarde van de woning – niet aannemelijk heeft gemaakt. Daaraan doet niet af al hetgeen X in (hoger) beroep heeft aangevoerd. Dat de Heffingsambtenaar een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden, maakt X voorts niet aannemelijk.

De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO (19/03934)

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
9 juli 2019
Rolnummer
19/00038
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2555
NLF-nummer
NLF 2020/0143
Aflevering
9 januari 2020
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina