Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze procedure is in geschil of een installatie voor warmtekrachtkoppeling (hierna: WKK) onroerend is in de zin van artikel 2, lid 1 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). Indien dit het geval is, moet de verkrijging van de WKK leiden tot heffing van overdrachtsbelasting van de verkrijgers. De WKK is een installatie voor het tegelijkertijd opwekken van warmte en elektriciteit.
Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag oordeelden dat de WKK een onroerende zaak is, zodat de verkrijgers overdrachtsbelasting zijn verschuldigd.
De Hoge Raad stelt voorop dat de vraag of een object een onroerende zaak is in de zin van artikel 2, lid 1 WBR moet worden beantwoord naar civielrechtelijke maatstaven. Gelet op het zogenoemde Portacabinarrest van de Hoge Raad (nr. 16404, NJ 1998/97) is daarbij in een geval als het onderhavige van belang of de WKK naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven, waarbij moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Die bedoeling moet blijken uit bijzonderheden van aard en inrichting van de WKK. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om de WKK te verplaatsen.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof in het licht van de in het Portacabinarrest neergelegde maatstaven op goede gronden geoordeeld dat de WKK een onroerende zaak is. De vraag of de WKK eveneens is aan te merken als een onroerende zaak in de zin van artikel 3:4 BW heeft het Hof buiten behandeling mogen laten, aldus de Hoge Raad.
Het cassatieberoep van de verkrijgers wordt ongegrond verklaard.
Conform de conclusie van A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2009
Instantie
HR
Datum instantie
27 september 2013
Rolnummer
12/01929
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:CA0813
bwbid=bwbr0&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina