Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) exploiteert een seksinrichting, waarin een klant zich tegen betaling kan afzonderen met een sekswerker. De Inspecteur heeft over het jaar 2008 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd, waarbij hij ervan is uitgegaan dat de sekswerkers bij X in dienstbetrekking zijn.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Daartoe heeft het Hof het oordeel gevolgd van Rechtbank Den Haag dat voldaan is aan de vereisten voor het bestaan van dienstbetrekkingen tussen X en de sekswerkers.

Het Hof heeft voorts het beroep van X op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel verworpen. Het Hof heeft daartoe overwogen dat exploitanten die wel en exploitanten die niet hebben gekozen voor opting-in feitelijk en rechtens geen gelijke gevallen zijn. Volgens het Hof is de afspraak met exploitanten die hebben gekozen voor opting-in naar haar aard een compromis en kan X, die daarvoor niet heeft gekozen, op de rechtsgevolgen van dat compromis geen aanspraak maken. Het Hof heeft in het midden gelaten of het door X gestelde landelijke beleid dat bij exploitanten die hebben gekozen voor opting-in geen naheffingsaanslagen loonheffingen over 2008 worden opgelegd, inderdaad bestond.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

X heeft geen vaststellingsovereenkomst conform het landelijke beleidsmodel gesloten met de Inspecteur en was ook niet voornemens om dat te doen. Ook indien de overeenkomsten mede behelzen dat geen loonheffingen worden nageheven over 2008, brengt het gelijkheidsbeginsel dus niet mee dat ten aanzien van X naheffing over 2008 achterwege moet blijven. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is terecht verworpen door het Hof, aldus de Hoge Raad.

Contrair Conclusie A-G Niessen (NLF 2018/1008, met noot van Werger).

In NLF 2018/1008 is de conclusie van A-G Niessen in deze zaak opgenomen met een noot van ondergetekende. De Hoge Raad volgt het oordeel van de A-G niet en gaat niet over tot verwijzing van de zaak, maar doet deze zelf af.

Volgens de Hoge Raad brengt het gelijkheidsbeginsel mee dat belanghebbende het recht heeft eenzelfde overeenkomst te sluiten met de Inspecteur als andere exploitanten hebben gedaan. De Hoge Raad koppelt het gelijkheidsbeginsel daarmee aan het al dan niet sluiten van een HT-convenant (vaststellingsovereenkomst). De gelijke behandeling betreft volgens de Hoge Raad dan de gehele overeenkomst en niet slechts één of meer onderdelen daarvan (zoals het achterwege laten van naheffing over 2008). Nu belanghebbende geen vaststellingsovereenkomst met de Inspecteur heeft gesloten, is het gelijk aan de Inspecteur.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
6 juli 2018
Rolnummer
17/03139
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1109
Auteur(s)
dr. F.M. Werger
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2018/1531
Aflevering
19 juli 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1646
bwbr0002489&artikel=2g,bwbr0002489&artikel=2g

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid